Hoopvolle ervaringen met leer- arbeidsovereenkomsten Uitkomsten goede basis voor perfectionering Het onderzoek rond de ervaringen met 'leer-arbeidsovereenkomsten' binnen de Rabobankorganisatie waarvan Rabo- band nummer 4 melding maakte is afge rond; de ervaringen zijn zelfs al gedeelte lijk verwerkt bij de voortzetting van dit nieuwe fenomeen. 'Een aantal zaken bij schaven' is kortweg het advies uit het on derzoeksrapport, maar tegelijkertijd ademt het een geest van voldoening: de resultaten zijn bemoedigend en geven volop aanleiding door te gaan met deze vorm van jeugdwerkloosheidsbestrij- ding. Laten we nog even bij het be gin beginnen. De leer-ar- beidsovereenkomsten deden hun intrede in 1983, toen er voor de jaren 1983 en 1984 een CAO werd afgesloten. De daarbij betrokken vertegen woordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties in het bankbedrijf, gaven gehoor aan een oproep van de Stich ting van de Arbeid, een jaar eerder. In november 1982 leidde de vrees, dat steeds grotere groepen jeugd door het ontbreken van werkerva ring in een uitzichtloze positie zouden raken, tot het zoge naamde 'Stichtingsaccoord'. Dat riep de CAO-onderhande- laars in Nederland op iets aan de groeiende jeugdwerkloos heid te doen. Haastwerk Het kernpunt van de leer-ar beidsovereenkomsten is de combinatie van in deeltijd werken (praktijk) en een daar op afgestemde deeltijd-oplei ding (theorie). Toen de CAO werd afgesloten bestond er helemaal nog geen aanvullen de opleiding, gericht op het bankbedrijf. Het eerste stu diejaar van de 'proefkonijnen' startte dan ook met een nood oplossing. De betrokken leer lingen/medewerkers kregen aan de streekschool (waar het theoretische opleidingsdeel van de overeenkomst inge vuld wordt) een enigszins aangepaste opleiding voor 'administratief medewerker'. Ondertussen stampten des kundigen uit de bankwereld en vertegenwoordigers van het ECABO (de stichting die het opleidingsdeel via het leerlingwezen vorm geeft) sa men een aangepaste, echte bankopleiding uit de grond (Commercieel Administratief Medewerker Bankbedrijf, of tewel CAMB). Ze kon al in 1984 voor het eerst gegeven worden. Het praktijkdeel van de oplei ding uit de leer-arbeidsover eenkomsten vindt plaats bij plaatselijke Rabobanken. Die stellen een mentor aan, veelal de directe chef van de leerling. Via een systeem van functie roulatie wordt de theorie aan gevuld met praktijkervaring in allerlei dagelijkse bezigheden binnen een bank. Toen de looptijd van de CAO waaruit de leer-arbeidsover eenkomsten waren voortge vloeid was verstreken en de onderhandelingen voor een volgende (voor 1985) spaak liepen besloot onze organisa tie voor wat betreft het afslui ten van nieuwe leer-arbeids overeenkomsten door te gaan. Er was namelijk haast geboden, aangezien ervarin gen uit 1983 hadden bewe zen dat de werving van de jon geren voor de zomervakantie moet plaatsvinden. Raboband nummer 8 maakte daarvan al melding. Tussen het opstellen, uitvoe ren en bijstellen van het les materiaal kwamen inmiddels ook de eerste ervaringen met dit nieuwe leer-opleidingstra- ject aan de oppervlakte. Een wetenschappelijke 'evaluatie middels enquête' peilde dit jaar meningen onder mento ren en directeuren op de plaatselijke banken en de con sulenten van ECABO. Project leider Ad Löring (van het Di rectoraat Arbeidszaken bin nen Rabobank Nederland) zette in Raboband 4 al het één en ander over dat onderzoek uiteen. Het toen aangekon digde onderzoeksrapport kwam inmiddels gereed en vond al z'n weg in de Rabo bankorganisatie. Belangstel lenden kunnen een exemplaar aanvragen bij de activiteit Be leidsontwikkeling van het al genoemde Directoraat Ar beidszaken. Flinke kritiek Het zou te ver voeren om alle onderzochte zaken en de re sultaten daarvan in Raboband de revue te laten passeren. Opvallend is wel, dat ondanks de op sommige punten felle kritiek (die in het rapport via harde cijfers bepaald niet ver doezeld wordt) alle betrokken partijen er voor pleiten dat on ze organisatie doorgaat met de leer-arbeidsovereenkom- sten. Tussen de regels door blijkt men nadrukkelijk voor stander te zijn van bijstelling van een aantal niet ideaal ge regelde of uitgevoerde zaken terwijl toch nergens de balans doorslaat naar 'waardeloos' of 'afschaffen'. De kritiek op een aantal punten is - vooral wan neer we kijken naar de groep die deze naar voren brengt - meestal ook heel verklaarbaar of zelfs logisch. Allicht pleit bij voorbeeld een 18-jarige jon gere met zo'n overeenkomst en 20 uren praktijkopleiding voor uitbreiding van die be taalde praktijkcomponent. Met bruto zo'n f 550,- per maand kan hij of zij immers onmogelijk een zelfstandig bestaan realiseren. Daar helpt zelfs de vrij grote kans op een baan na afloop van de leer-ar- beidsovereenkomst (die voor zo'n 85 eruit voortvloeide) en de gratis opleiding niet veel aan. Vanzelfsprekend leidde het onderzoek tot een aantal con clusies en aanbevelingen. De meeste daarvan zijn al of wor den nog meegenomen in de opzet en begeleiding van de in '84 en 85 gestarte groepen. In de volgende Raboband gaan we daarop en op wat cijferma tige uitkomsten van het on derzoeksrapport wat dieper in. D. Vijver, Beleidsontwikkeling 14

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1985 | | pagina 14