delingsmethodiek goed te
doen functioneren. Een goede
scholing van de beoordelaar
zal noodzakelijk zijn. Gesteld
werd dat het houden van een
functioneringsgesprek één
maal per drie jaar wellicht te
weinig zal zijn. Er werd derhal
ve voor gepleit om het func-
tionerings- en het beoorde
lingsgesprek gelijktijdig één
maal per jaar te houden.
Met betrekking tot een inge
bouwde beroepsmogelijkheid
tegen de conclusie van de
beoordelaar werd geopperd
om de hiervoor aan te wijzen
functionaris van de bank of de
voorzitter van het bestuur van
de bank te doen bijstaan door
de regionale personeelsadvi-
seur. Vervolgens werd opge
merkt dat de functiebeschrij
vingen, die als basis voor de
beoordeling zouden moeten
dienen, veelal zijn verouderd.
Er zou dus haast moeten wor
den gemaakt met de herzie
ning van de functiebeschijvin-
gen. In het formulier dat dient
als handleiding bij de beoor
deling, zou meer differentiatie
moeten worden aangebracht
in de toetsingscriteria.
Van werkgeverszijde werd
nog opgemerkt dat in de be
roepsprocedure de positie
van de directeur onvoldoende
aandacht krijgt. Op basis van
een mandatering vanuit het
bestuur zou deze in sterkere
mate met voorkomende be
roepszaken dienen te worden
belast.
Van de zijde van Rabobank
Nederland werd naar aanlei
ding van het voorgaande al
lereerst gesteld dat het beoor
delen van een medewerker in
zekere mate een subjectieve
aangelegenheid blijft. De
noodzaak van het instrueren
c.q. scholen van beoordelaars
werd onderschreven. Niet
werd onderschreven de ge
dachte om het functione
ringsgesprek in combinatie
met het prestatiebeoorde
lingsgesprek éénmaal per jaar
te houden. Juist om een dui
delijke scheiding te maken
tussen enerzijds de prestatie
beoordeling en anderzijds de
potentieelbeoordeling en
loopbaanbegeleiding zouden
deze laatste elementen in een
afzonderlijk gesprek dienen te
worden behandeld. Daarbij is
het niet noodzakelijk om dit
jaarlijks te doen.
Met betrekking tot de be
roepsprocedure werd gesteld
dat voor zover mogelijk de
hiërarchische lijn binnen de
bank dient te worden gevolgd.
Derhalve zal pas in allerlaatste
instantie aan de voorzitter van
het bestuur een beroepzaak
dienen te worden voorgelegd.
Functionarissen, bij wie be
roep wordt aangetekend, zou
den zich altijd moeten kunnen
laten bijstaan door een zelf te
kiezen deskundige. Dit geldt
uiteraard ook voor degene die
beroep aantekent.
In het kader van de beoorde
ling worden de kwalificaties
voorgesteld: onvoldoende,
voldoende, goed, zeer goed
en uitstekend. Elk der kwalifi
caties kent een bepaalde be
grenzing in percentages,
waarbinnen het toeslagper
centage op het functiesalaris
wordt vastgesteld. Bij be
roepszaken zal het uitsluitend
kunnen gaan over de gehan
teerde kwalificatie en niet
over het gehanteerde percen
tage.
De taakomschrijvingen zullen
niet alleen als uitgangspunt
voor beoordeling dienen.
In het beoordelingsformulier
zelf is er bewust voor gekozen
niet tot nauwkeurige om
schrijvingen van de beoorde
lingscriteria over te gaan. De
beoordelaar zal sterker dan
voorheen onder andere op ba
sis van evaluatie van gemaak
te afspraken tot zijn oordeel
moeten komen. Het gekozen
aantal van vijf kwalificaties is
met name bepaald om nog
eens aan te geven dat geen re
latie mag worden gelegd met
de wijze van indeling van het
oude salarissysteem, waarin
vier graderingen herkenbaar
waren. Een suggestie om dit
aantal terug te brengen werd
derhalve ontraden.
De CAAR besloot de Raad van
Beheer positief te adviseren
omtrent het prestatiebeoor
delingssysteem voor de me
dewerkers van de Rabobank-
organisatie. Met betrekking
tot het tijdstip van invoering
besloot de CAAR te adviseren
om per 1 januari a.s. de sala
risverhogingen nog volgens
het oude systeem toe te pas
sen. Zo snel mogelijk in 1986
zal de conversie naar het nieu
we systeem dienen plaats te
vinden. In het najaar van 1 986
zullen, op basis van de bij de
conversie met de individuele
medewerkers gemaakte af
spraken, de beoordelingsge
sprekken plaatsvinden. Effec
tief zal derhalve de beoor
deling in het kader van het
nieuwe systeem doorwerken
in de salarisvaststelling per
1 januari 1987.
5. Premiespaarregeling
In een vorige vergadering had
de CAAR Rabobank Neder
land verzocht om de mogelijk
heid te onderzoeken van de
bijstelling van de premie
spaarregeling op enkele on
derdelen. Deze betroffen het
tijdstip, waarop spaarbedra-
gen voor de eerste maal wor
den ingehouden; het onder
scheid tussen gehuwde deel
nemers en deelnemers met
een andere samenlevings
vorm; de uitbreiding van de
bestedingsdoeleinden met
studiekosten; het tijdstip van
overboeking van rente en vrij
gekomen spaarbedragen en
spaarpremies; alsmede de
beëindiging van het dienst
verband van de mannelijke
deelnemer na zwangerschap
van diens vrouw.
Door Rabobank Nederland
werd voorgesteld om het eer
ste en het laatste punt thans
te effectueren in het regle
ment. De andere onderdelen
lijken moeilijker te realiseren.
Van de zijde van de werkne
mersdelegatie werd naar aan
leiding hiervan opgemerkt,
dat andere bedrijven ministe
riële toestemming hebben ge
kregen voor het gepremiëerd
doen opnemen van spaarbe
dragen voor studiedoelein
den. Een dergelijke gedrags
lijn zou derhalve voor de
Rabobankorganisatie ook
mogelijk dienen te zijn.
Naar aanleiding hiervan werd
toegelicht dat van overheids
wege ontwikkelingen gaande
zijn, die er wellicht toe kunnen
leiden dat dit bestedingsdoel
niet meer in de premiespaar
regelingen mag worden opge
nomen.
De CAAR besloot de Raad van
Beheer te adviseren om het
reglement aan te passen door
een bepaling op te nemen die
inhoudt dat het moment,
waarop het spaarbedrag voor
de eerste maal wordt inge
houden, afhankelijk is van de
datum waarop de aanmelding
heeft plaatsgevonden. Het
tijdstip waarop de eerste af
boeking plaatsvindt is afhan
kelijk van het gegeven of de
mutatie aan het begin of het
eind van de betreffende
maand is ingebracht. Voorts
besloot de CAAR de Raad van
Beheer te adviseren om bij
beëindiging van het dienst
verband door de man na
zwangerschap van diens
vrouw de keuzemogelijkheid
te bieden de premiespaarre
kening al dan niet aan te hou
den. Met betrekking tot de
overige punten, met nameten
aanzien van de opnamemoge
lijkheid voor studiefinancie
ring, werd desgevraagd van
de zijde van Rabobank Neder
land toegezegd dat in de loop
van 1986 nader op deze pun
ten zal worden teruggeko
men.
6. Algemeen Sociaal Jaar
verslag
In een vorige vergadering was
van de zijde van de werkne
mersdelegatie een kantteke
ning geplaatst bij de medede
ling dat het Algemeen Sociaal
Jaarverslag over 1984 het
laatste zou zijn dat in de uitge
breide vorm zou verschijnen.
Thans werd van de zijde van
Rabobank Nederland onder
kend dat, hoewel het formele
besluit hiertoe nog voor de
totstandkoming van de CAAR
was genomen, dit punt aan de
orde had kunnen worden ge
steld in de CAAR.
Voorts werden enige inhou
delijke opmerkingen van
werknemerszijde beant
woord. Hiertoe behoorde on-
Wordt vervolgd op pag. 15.
9