Kort en bondig Toch is het schrijven van een brochure haast in geen enkel opzicht te vergelijken met het notenschrift. 'De theorie van de instrumenten is ingewik keld. Dat vergt eigenlijk veel tekst en uitleg. Niettemin moest je bij deze opdracht via kort en bondig taalgebruik tot de kern zien door te dringen en iets zinnigs zeggen. Zonder je lezers te onderschatten, wist je dat ze meestal toch geen conservatoriumoplei ding bezitten. Incompleetheid is binnen zo'n kader uiteraard onvermijdelijk. Maar wel tracht je interesse op te wek ken voor een internationale beweging als de blaasmuziek. Het voortwoekeren van allerlei misverstanden daarover is al betreurenswaardig genoeg. Je probeert ook duidelijk te maken hoe welkom met name de jeugd nog altijd is bij tal van verenigingen, en ik verwacht dat in dit opzicht zo'n brochu re nuttig kan werken. Zeker wanneer de banken er via het (basis)onderwijs bekendheid aan geven.' Zo'n concreet resultaat is er meestal niet bij voor een com ponist. 'Hij wacht maar af. Zelfs als zijn composities een maal zijn uitgegeven is het maar de vraag of ze aanslaan en uitgevoerd worden. Dan pas is zijn werk voltooid. Die respons moet ik hebben. Het bezorgt je een kick wanneer iets gespeeld wordt. Reken maar dat het voldoening schenkt wanneer je toch weer eens iets hoort spelen wat je twintig jaar geleden geschre ven hebt. Alleen op die manier gaat je werk leven. Mijzelf be schouw ik als een soort volks schrijver op muzikaal gebied. Te bekennen dat bij mij het idealisme niet overheerst vind ik geen schande. Je moet je zelf zo opstellen dat er ook kans bestaat op respons. Enerzijds toegeeflijk zijn naar het publiek, de toehoorders. Maar hetzelfde geldt ook voor wie je schrijft. Je houdt reke ning met de moeilijkheids graad. Een werk moet speel baar blijven. Het hoort de luis teraar plezier te verschaffen, de muzikanten moeten er net zoveel lol in hebben. Voor mij is componeren geen doel in zichzelf.' Scheuring en tweedracht We praten aansluitend over de soms bizarre vormen van rivaliteit tussen korpsen in sommige streken van het land. Incidenteel zelfs kan het tot scheuring en tweedracht binnen een bepaalde dorps gemeenschap leiden. Even zeer echter komt er regelrech te topkwaliteit uit voort. Van Lijnschooten bestrijdt dat de diverse muziekbonden uit eenlopende kwaliteitsnormen zouden aanleggen bij het beoordelen van concours prestaties. 'De federaties heb ben in dit opzicht veel werk gedaan. Het concoursreper toire is inhoudelijk per afde ling gelijk, en we leggen ook bij de jurering dezelfde maat staven aan. De federaties hebben verder veel baanbre kend werk gedaan bij het af dwingen van subsidieregelin gen en de opleidingen. Er wordt geëxamineerd, er be staan diploma's. Met als ge volg van de sterk verbeterde opleiding een groeiende toe loop van jeugd. Meer dan vijf tig procent van de leden be staat uit jongeren. De grote kracht van heel die blaaswe- reld, maar het is wel een kwestie van lange adem ge weest het zover te krijgen. Wel hou je in de muziek eeuw ig en altijd een soort genera tiekloof op het terrein van de repertoirekeuze. De muziek die je speelt moet appeleren aan wat de jeugd in het dage lijkse leven toch ook beluis tert.' Vooral bij de steeds groeiende categorie jeugdige muzikanten die 'serieus met instrumenten heeft leren om gaan' bespeurt hij bovendien een groeiende weerzin om 'in operettepakjes achter het vaandel over straat te sjou wen'. Terwille van de subsi diecenten is het waarschijnlijk onvermijdelijk, maar de jeug dige muzikanten hoeven zich niet zo nodig overal te laten zien. Men hecht meer aan ver fijnde muziek.' Goed en slecht Als hem wordt gevraagd wel ke soort blaasorkest zijn per soonlijke voorkeur geniet, volgt voor het eerst geduren de het onderhoud een onge woon lang stilzwijgen. Zelfs de beide beo's in de huiska mer worden er onrustig van. De twee hebben zich in huize Van Lijnschooten ontwikkeld tot schrandere imitators, zeer bedreven in het namaken van geluid. Hun (muzikale?) ge hoor heeft inmiddels een schat van al meer dan 25 woorden opgeleverd. Het op nemen van de rinkelende tele foon inspireert ze tot een def tig 'goede morgen' en wan neer iemand zich richting keu ken begeeft volgt prompt hun uitstekend verstaanbare reac tie 'lekker, lekker'. Er hoeft geen tolk aan te pas te komen. Thans brengen ze tijdens ons gesprek de gastheer even met een veelbetekenend 'jaja, jaja' in verlegenheid. Dan, zich schrap zettend: 'Als ik helemaal eerlijk ben kom ik er niet langs dat de harmonie lichtelijk favoriet is bij mij. Maar ik zeg er onmiddellijk bij dat ik ook wist wat me te doen stond als de keus ging tussen een goede fanfare of een slechte harmonie. De fanfare is niets minderwaardigs, dat te stellen zou absoluut onjuist zijn. Wel heb je bij een harmo nie meer kleurmogelijkheden wat de klank betreft. Maar ach, het is allemaal zo betrek kelijk. Je kunt op elk instru ment hetzelfde bereiken. Daarom misschien richt ik me bij mijn componeren wel wat sterker naar de lagere afdelin gen. Voor de top hebben we al schitterende muziek, terwijl lager op de ladder het reper toire beperkt is. Artistiek zijn er natuurlijk beperkingen. Moeilijk onderwerp om uit te leggen. Net alsof je speelt op een piano met - zeg maar - tachtig toetsen waarvan je er slechts 15 kunt gebruiken. Dan is het toch een interes sante uitdaging iets in zo'n werk te leggen, je muzikaal goed uit te drukken.' Rivaliteit en uitwassen Het concourswezen in de blaasmuziek is vanzelfspre kend een gespreksonderwerp dat met geen mogelijkheid onbesproken kan blijven tij dens een ontmoeting met een op dit gebied erkende autori teitals Henk van Lijnschooten. Hij draait er op geen enkele manier doekjes om bij het for muleren van zijn opvattingen. Ondanks incidentele onge zonde uitwassen in de vorm van overdreven rivaliteit of het opvoeren van huurlingen op de ledenlijst ter verhoging van de prestaties, zou hij als jurylid de concoursen beslist niet willen missen. Gevreesd als scherprechter of niet, men moet de waarheid durven zeggen. Orkesten hebben recht op een zakelijke beoordeling. Harde kritiek is nergens voor nodig, met wat diplomatie kun je ook wel zeggen wat er hapert. Is een korps zwak bezet in een bepaalde groep instrumen ten, dan kun je dat wel afdoen met het excuus 'ze hebben het nietmaar dat vind ik te ge makkelijk. Dan kan zo'n partij namelijk ook niet verknoeid worden. Algemeen gesproken hebben de concoursen een heel positieve werking. Korp sen gaan allemaal. Het is een kwaliteitscontrole, een bevor dering van de studiezin. Alle korpsen willen beloond wor den, ze willen weten wat ze waard zijn. Zo simpel ligt dat. Natuurlijk is het ook fout wan neer men zich de concoursen als enig doel stelt. Waarom zou je er per se meer punten moeten behalen dan het korps uit een naburig dorp? Wie de muziek daarvoor mis bruikt, kan volgens mij beter gaan voetballen.' WA 6

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1985 | | pagina 6