Opleidingsinspanning gevraagd Samenvattend verslag van de vergadering van de CAAR d.d. 29 mei 1985 1Bedrijfsspaarregeling. Medegedeeld werd dat wette lijke bepalingen, alsmede een door het College van Overleg van de Gezamenlijke Banken bij de minister van Sociale Za ken en Werkgelegenheid aan de orde gesteld verzoek tot vereenvoudiging van wettelij ke spaarregelingen, wezenlij ke verbeteringen van de be drijfsspaarregeling op dit mo ment onmogelijk maken. Toegezegd werd dat een con creet voorstel in de volgende vergadering aan de CAAR zal worden voorgelegd. In dit voorstel zijn enige wel haal bare verbeteringsvoorstellen verwerkt. 2. Verhuiskostenregeling. In verband met het uitblijven van overheidsmaatregelen in zake de fiscale voorzieningen ten aanzien van de verhuis kostenregeling werd van werknemerszijde gevraagd om de verbeteringen, die niet afhangen van deze maatrege len, op zo kort mogelijke ter mijn in de regeling aan te brengen. Toegezegd werd dat een con creet voorstel aan de CAAR zal worden voorgelegd in zijn vergadering in augustus 1985. 3. CAO-onderhandelingen. Medegedeeld werd dat de on derhandelingen voor de CAO 1985, die op 28 mei 1985 hebben plaatsgevonden, niet tot positieve resultaten heb ben geleid. De partijen zijn uit eengegaan zonder een af spraak te maken voor een nieuwe overlegdatum. De plaatselijke banken hebben inmiddels via een circulaire hiervan kunnen kennisnemen, alsmede van het aanbod van werkgevers voor een nieuwe CAO voor het Bankbedrijf. 4. Investeren in mensen. Behandeld werd een notitie, die op verzoek van de CAAR was opgesteld naar aanlei ding van de gewenste eind rapportage inzake het OTW- project binnen Rabobank Ne derland. Toegelicht werd dat de eva luatie van het OTW-project aanleiding heeft gegeven tot een fundamentele gedach- tenvorming omtrent datgene wat in de nabije toekomst aan interne en externe ontwikke lingen op de Rabobankorga- nisatie af zal komen. Automa tiseringsontwikkelingen, commerciële ontwikkelingen en dergelijke zullen een sterke invloed op de plaatselijke ban ken, Rabobank Nederland en haar medewerkers hebben. Aangezien echter een stabili satie van het personeelsbe stand wordt verwacht, liedt dit tot de conclusie dat ter ver werking van de vorengeschet- ste ontwikkelingen de mede werkers de bereidheid dienen te tonen tot flexibiliteit, in het bijzonder door opleidingen te volgen, mee te werken aan job-rotation, stages en derge lijke. Ten einde het voorgaande te bewerkstelligen, dient aan het volgende aandacht te worden besteed: a. inzicht in de ontwikkeling van de vraag naar medewer kers, kwalitatief en kwantita tief; b. inzicht in het aanbod van medewerkers; c. de middelen om een goede afstemming tussen vraag en aanbod te realiseren. Deze facetten dienen te wor den gezien in het licht van de eigen verantwoordelijkheid en de autonomie van de plaatse lijke banken en van Rabobank Nederland. Daartoe zal ook een afstemming op organisa tieniveau dienen plaats te vin den. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat in de toekomst op basis van een planmatige aanpak per plaatselijke bank, respectievelijk per directoraat van Rabobank Nederland een omvangrijke investering zal dienen plaatste vinden in ken nis en kunde van de eigen me dewerkers om hen in staat te stellen op toekomstige ont wikkelingen in te spelen en de benodigde flexibiliteit te ver wezenlijken. Zowel van werknemers- als van werkgeverszijde werd de nota een waardevolle bijdrage geacht voor het uitstippelen van een beleid op basis waar van een optimale investering in mensen zal kunnen plaats vinden. Desgevraagd werd gesteld dat geen nauwkeurige kwantificering mogelijk is van de verwachte afname op lan gere termijn van de perso neelsomvang binnen de orga nisatie als gevolg van tech nologische ontwikkelingen. De CAAR besloot om via de Raad van Beheer de organisa tie de dringende aanbeveling te doen om met het zittende personeel de toekomstige uit daging aan te durven en bud getten vrij te maken om de noodzakelijke opleidingsin spanning - die in een breder perspectief dient te worden gezien dan de OTW-opleidin- gen - mogelijk te maken. Aan Rabobank Nederland werd verzocht om instrumenten te ontwikkelen om een follow-up te bieden aan de in de nota ge schetste beleidslijn. 5. Commercieel opleidings projecten Mede in samenhang met het voorgaande punt werd een toelichting gegeven op het commercieel opleidingspro ject in de jaren '85-'86. Bin nen de regio Bergen op Zoom is sedert enige tijd het oplei dingsproject 'commercieel veranderingsproces' gaande. Dit project beoogt bij te dra gen aan een meer planmatig functioneren, alsmede het commercieel denken en han delen van plaatselijke banken en haar medewerkers te be vorderen. Het opleidingsproject bevat een drietal onderdelen, te we ten commercie en beleid, si tuationeel leidinggeven en commerciële vaardigheden. De opleidingen zijn gericht op de doelgroepen directie, hoofden van afdelingen, uit voerend leidinggevenden en baliemedewerkers. Voorts wordt in bestuurdersconfe renties aandacht aan het pro ject gegeven. Een van de doelstellingen van het opleidingsproject is de di recties en medewerkers van de plaatselijke banken te leren omgaan met nieuwe technie ken en technologieën, mede in relatie tot de cliënten. Uit gangspunt is dat alle niveaus binnen de plaatselijke banken inzicht dienen te hebben in de samenhangende proces- en planningprocedures, mede om te verduidelijken dat alle echelons meebouwen aan het bankbeleid. Desgevraagd werd medege deeld dat geen afgeronde evaluatie beschikbaar is over de ervaringen die binnen de regio Bergen op Zoom zijn op gedaan. Wel bestaat de over tuiging dat deze ervaringen voldoende aanleiding bieden om tot een bredere toepas sing in de organisatie over te gaan. 6. Handboek medewerkers plaatselijke banken. In een ter behandeling voor gelegde notitie werd een aan tal onderwerpen opgesomd, die zouden kunnen worden opgenomen in een uit te ge ven handboek voor de mede werkers van de plaatselijke banken. Reeds in de vorige vergadering van de CAAR was over dit onderwerp van ge dachten gewisseld. Volgens een kostprijsberekening zou een handboek voor het perso neel in de geschetste opzet f 1 5,- per exemplaar kosten. Van werknemerszijde werd bepleit om voor elke mede werker in de organisatie een handboek beschikbaar te stel len. Van werkgeverszijde werd daar tegenover gesteld dat dit zou leiden tot hoge kosten, terwijl een belangrijk deel van de informatie reeds

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1985 | | pagina 6