STRIJD TEGEN JEUGDWERKLOOSHEID MOET DOORGAAN Vooruitlopend op nieuwe CAO: De bestrijding van de jeugdwerkloosheid is één van de zaken die vrijwel zeker in een nieuwe Collectieve Arbeidsovereen komst (CAO) voor het Bankbedrijf aan de orde zal komen. Ook vorige jaren kwa men banken en bonden al overeen meer jeugdigen aan te stellen. Helaas dreigt dit jaar de werving van jongeren voor de daartoe in voorgaande jaren ontwikkelde werk- en opleidingstrajecten doorkruist te worden door een laat in het jaar af te sluiten CAO. De Rabobankorganisatie wil dat risico niet lopen. Rabobank Neder land stuurde daarom de plaatselijke Rabobanken onlangs een circulaire, die wees op de mogelijkheden voor meer jeugdwerkgelegenheid. Daarin stond het advies om vooruitlopend op de CAO met de aanstelling van jeugdigen door te gaan zoals ook in 1983 en 1984 het geval was. De jeugdwerkloosheidsbe- strijding vond binnen onze or ganisatie in voorgaande jaren op twee manieren plaats: we namen jongeren in deeltijd aan en we sloten met een aan tal jongeren zogenaamde 'leer-arbeidsovereenkom- sten'. De eerste van die twee vormen houdt in dat hij of zij een dienstverband voor onbe paalde tijd krijgt aangeboden, zij het dat de arbeidsduur kor ter dan de gebruikelijke 40 werkuren is; een deeltijdbaan dus, met een werktijd tussen de 20 en 32 uur per week. En als de betrokkene zelf lie ver 40 uren per week werkt? Dan worden het er volgens de laatste adviezen aan de plaat selijke banken voortaan toch maar maximaal 32. Dat klinkt hard, maar een rekensom metje toont de redelijkheid er van aan. Stel dat er in een regio acht vacatures zijn voor functies die zich ervoor lenen in deel tijd verricht te worden. Er is dan dus als het ware 320 uur werkgelegenheid beschik baar. Er kunnen in dat geval acht full-time arbeidsover eenkomsten worden afgeslo ten met evenzoveel geschikte kandidaten, maar er kunnen ook tien deeltijders voor ieder 32 uuraan een baan geholpen worden. Of nog meer, wan neer de overeengekomen ar beidstijd nog korter is. Dit voorbeeld verklaart waar om de Stichting van de Ar beid - waarin vertegenwoor digers van werkgevers- en van werknemersorganisaties zit ten - in juli 1984 heeft aanbe volen jeugdigen zo veel mo gelijk in deeltijd aari te stellen: omdat er daardoor meer ar beidsplaatsen voor jeugdigen ontstaan. Vanwege deze aan beveling is de advisering op dit punt dit jaar wat aange scherpt: de plaatselijke ban ken zouden voortaan alle nieuwe medewerkers onder de 23 maximaal 32 uurs functies moeten aanbieden. Het is trouwens ook in het be lang van de betrokken banken om nieuwe medewerkers in deeltijd aan te stellen. Deel tijdwerkers kunnen op de strikt noodzakelijke uren wor den ingezet, waardoor werk aanbod en personeelsom vang beter (in vaktermen: 'fle xibeler') op elkaar afgestemd kunnen worden. Bovendien voorkomt dit aan de werktijd gestelde maximum, concur rentie onder de werkgevers op de arbeidsmarkt. Werken en leren Hiervoor hadden we het over twee manieren van jeugd- werkloosheidsbestrijding en de tweede zijn we u nog schuldig. We doelen daarbij op de zogenaamde leer/ar beidsovereenkomsten. Daaronder verstaan we een combinatie van werken'en le ren voor jeugdigen, waarmee onze organisatie in 1983 ge start is. Kenmerkend is dat zo'n overeenkomst voor een beperkte, vooraf afgesproken periode wordt afgesloten. Verder zijn praktijk en theorie volledig op elkaar afgestemd. Door apart voor deze groep ontwikkeld onderwijs in een aantal vakken, die voor het werken bij een bank belangrijk zijn, en roulatie van de betrok ken jeugdigen over allerlei af delingen bij een plaatselijke bank worden zij voorbereid op een functie binnen onze orga nisatie. Het streven is dat ze die na afloop van de overeen gekomen leer/arbeidsperiode ook daadwerkelijk aangebo den krijgen maar een garantie daarvoor kunnen we - he laas - niet geven. Te meer doordat de CAO-afspraak over deze vorm van jeugd- werkloosheidsbestrijding tot aanstelling boven de normale sterkte van de plaatselijke bank verplichtte. Hoe de ervaringen van onze organisatie met deze leer/ar beidsovereenkomsten waren, kon u onder meer in Rabo- band nummer 4 lezen. De me ning van twee van de jeugdi gen die zo'n overeenkomst waren aangegaan stond in het sociaal jaarverslag, dat u half mei hebt ontvangen. De hiervoor genoemde twee middelen waarmee de werk gelegenheid onder de jeugd vergroot kan worden, wenst onze organisatie voor zover enigszins mogelijk te blijven gebruiken. Het uitblijven van een accoord over de CAO leek echter die doelstelling te doorkruisen, vooral doordat de meeste jongeren en schoolverlaters meestal nog voor de vakantieperiode wor den geworven en aangesteld. Vandaar de op de CAO voor uitlopende advisering aan de Rabobanken. Betekent dat nu, dat alle plaatselijke banken deze twee middelen gaan gebruiken? Helaas niet, want niet overal zijn (geschikte) vakatures, niet overal kan de vereiste begelei ding op de bank of via een streekschool vorm krijgen en niet overal blijken er geschikte kandidaten voor deze maatre gelen rond te lopen. Het is daarentegen wel zo dat waar dan ook leer/arbeidsovereen komsten worden afgesloten en ingevuld dit een inspan ning van de hele organisatie betreft. Al ligt de directe uitvoering bij een beperkt aantal plaatselij ke Rabobanken, door een om slagstelsel draagt onze hele organisatie aan de financie ring ervan bij. Mede voor de fi nanciering van leer/arbeids overeenkomsten hebben de medewerkers van de Rabo bankorganisatie - en in heel het Nederlandse bankbedrijf - een deel van de prijscom pensatie in 1983-1984 op geofferd. Dankzij deze mate riële maar ook immateriële 'offers' (begeleiding, anderen 'het vak' willen leren) kon een aantal schoolverlaters aan een baan geholpen worden. Wanneer onze plaatselijke banken de advisering hierom trent weer net zo enthousiast opvolgen als voorgaande ja ren lukt ons dat in 1985 weer. D. Vijver Beleidsontwikkeling

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1985 | | pagina 14