Doelstelling 1: Werkgelegenheid W erkgelegenheids- ontwikkeling doorgelicht Terugblik op de periode 1980-1984: Gedurende de jaren 1980-1984 was er in Nederland in aantallen banen (dus los van het onderscheid full-time en part time-banen) sprake van een daling van de werkgelegenheid. Er deed zich name lijk een afname in het aantal voltijdbanen voor, die groter was dan de toename van het totaal aantal deeltijdbanen (incl. par tieel leerplichtigen). Dit had een daling van het totaal aantal werkzame personen met 231 000 tot gevolg. Het Bankwezen liet daarentegen in deze periode een toe name van het aantal werkzame personen zien met 3 000. De stijging van het aantal deeltijdwerkers bij de banken (5 000) was aanzienlijk groter dan de afname van het aantal voltijdwerkers (2 000). Zelfde beeld Bankwezen: Totaal aantal banen Nijverheid en Diensten: Totaal aantal banen 7 WERKGELEGENHEID Hieronder wordt het een en ander kwantitatief toegelicht. U moet bij het lezen van deze bijdrage wel in het achterhoofd houden dat de cijfers betrekking hebben op per sonen van 1 6 tot en met 64 jaar en op de economische activitei ten Nijverheid en Diensten, dus exclusief Landbouw en Visserij, Overheid en Onderwijs. Tot slot is het van belang er op te wijzen dat het hier cijfers betreft per 31 maart van elk jaar. Het totaal aantal banen daalde tussen maart 1980 en maart 1984 van 3 707 000 naar 3 476 000. Onderscheiden we de werkenden naar geslacht, dan blijkt dat het aantal mannen, dat deelneemt aan het arbeidspro ces, is gedaald, terwijl het aantal werkende vrouwen toenam. De daling van het totaal aantal banen bij de mannen gaat trouwens sinds maart 1982 gelukkig steeds minder snel. Kijken we naar het soort baan, voltijd of deeltijd, dan valt vooral de sterke stijging van het aantal deeltijdbanen op: tussen maart 1980 en maart 1984 liep het aantal deeltijdbanen op van 133 000 tot 830 000. Wellicht speelt het akkoord binnen de Stichting van de Arbeid over het bevorderen van deeltijdwerk hier in een grote rol. Vooral vrouwen werken in deeltijd (bijna 80% van de deeltijdbanen wordt vervuld door een vrouw), maar de laatste jaren is de procentuele groei in deeltijdbanen bij de mannen ster ker. Het aandeel van het Bankwezen in het totale aantal banen binnen de particuliere bedrijven is vanaf maart 1 981 vrijwel constant: on geveer 3,5%. Ook bij de banken vond de hier voor genoemde daling van het aantal voltijdbanen plaats en steeg het aantal deeltijdbanen (van 13 000 tot 18 000), vooral na 1982. De CAO-afspraak nieuwe mede werkers meer in deeltijd aan te nemen en voltijders in de gele genheid te stellen om - als het or ganisatorisch mogelijk was - in deeltijd te gaan werken was daar waarschijnlijk debet aan. Datzelf de geldt voor de deeltijders, die dank zij diezelfde CAO via een leer/arbeidsovereenkomst (tot 1 juli 1984 400) bij een bank aan de slag konden komen. Toch bleef het percentage deeltijders binnen de bankwereld achter bij dat van de particuliere bedrijven. Daar werkte in maart 1984 een kwart van alle medewerkers in deeltijd; bij de banken 'slechts' 1 5 Een zelfde beeld vertoonde in maart 1 984 het aandeel van de deeltijdbanen in het totale aantal banen per geslacht: in de particu liere bedrijven bedroeg dat toen voor de vrouwen 53 tegenover 28 bij de banken. Voor de man nen 7,6% tegenover 3% bij de banken. 126 125 124 123 122 121 120 119 X 1000 x 1000/ x 1000 W deeltijd banen 7 voltijd banen '83 x 1000 '84 x 1000 x 1000 V - deeltijc banen 4 4 850 825 800 775 750 725 700 '80

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1985 | | pagina 5