Doelstelling 6: Medezeggenschap r Groeiend zelfbewustzijn bij ondernemingsraden Regiocommissies: het zout in de CAAR-pap K Het grootste deel van de ondernemings raden in de Rabobankorganisatie bestaat al wat langere tijd. Het algemene beeld is, dat na een wat onwennige start de mees te goed op gang zijn gekomen. Het over leg met de bestuurder vindt overeen komstig de cultuur in onze organisatie meestal in goede harmonie plaats; voor gerezen problemen worden vaak in goe de samenwerking oplossingen gezocht en gevonden. 27 MEDEZEGGENSCHAP Ondernemingsraden die al enkele jaren functioneren worden zich in het algemeen wat bewuster van hun bevoegdheden, zoals die in de Wet op de Ondernemingsra den staan. In enkele gevallen leid de dit in 1984 tot meningsver schillen met de bestuurders over de uitleg van bepaalde bevoegd heden. In zulke gevallen doet men dan soms een beroep op Rabo bank Nederland, die voor zowel de ondernemingsraad als de be stuurder als uitlegger van de wet optreedt. In twee gevallen kwam er uiteindelijk bemiddeling door de Bedrijfscommissie aan te pas. Daaruit mag u naar onze mening echter zeker niet concluderen dat de overlegverhoudingen ver slechteren. Het blijkt namelijk dat het overleg met ondernemingsra den bij plaatselijke banken de zelfde kenmerken vertoont, die ook het overleg in andere orga nen van de Rabobankorganisatie karakteriseren, te weten: harmo nie, overtuiging en onderling ver trouwen. In het eerste CAAR-jaar zijn alle betrokkenen binnen de Rabo bankorganisatie via Raboband regelmatig op de hoogte ge houden over de onderwerpen waarmee de CAAR zich bezig hield en houdt. Deskundige on dersteuning van de zijde van Rabobank Nederland zorgt er voor dat die berichtgeving vol ledig en duidelijk is, hoewel sommigen misschien een frivo ler taalgebruik zouden toejui chen. Over het werk van de regiocom missies horen we echter weinig. Een enkele keer lukt het een re giocommissie door te dringen tot het personeelsblad, maar in het algemeen komt weinig naar buiten van de wijze waarop de regiocommissies functioneren in hun relatie tot de CAAR. Daarmee zou de indruk post kunnen gaan vatten dat het er weinig toe doet of we die com missies wel of niet hebben. Niets is echter wat mij betreft minder waar. De regiocommissies vormen in feite het hart van de werknemers- medezeggenschap binnen onze organisatie, dé plaats waar de meningsvorming van het werkne merselement in de CAAR plaats vindt. Bovendien pleit voor de re giocommissies dat zij tot stand komen via vrije en geheime ver kiezingen waaraan alle medewer kers c.q. ondernemingsraden kunnen deelnemen, zowel in ac tief als passief opzicht. Wie ver volgens uit het midden van de eenmaal gekozen commissiele den worden afgevaardigd naar de CAAR doet er eigenlijk minder toe. Zij vertolken daarin immers de standpunten van de commis sie waarvan zij deel uitmaken en wat dat betreft zijn de commis sieleden naar de CAAR toe onder ling uitwisselbaar. Kijken we naar de taak van de re giocommissies dan vervullen zij naar eigen behoefte en inzicht een achterbanfunctie. En hier doet zich een zekere tweeslach tigheid voor. Want regiocommis sies zijn achterban (voor de CAAR) maar hebben ook een achterban, namelijk de medewer kers en ondernemingsraden van alle plaatselijke banken binnen de eigen regio. Wat betreft het functioneren als achterban voor de (werknemers)- CAAR(leden) heb ik ervaren dat de regiocommissie hun be staansrecht in meer dan voldoen de mate hebben bewezen. Zij le veren een wezenlijke bijdrage aan vormgeving en inhoud van mede zeggenschap en zouden wat dat betreft een produkt kunnen zijn van OTW. Daarbij moeten we ons realiseren dat de commissieleden op zijn best een halve dag per maand be schikbaar hebben om het karwei te klaren. Het is voor hen dan ook onontkoombaar dat een deel van de eigen vrije tijd geïnvesteerd moet worden in bestudering en voorbereiding van hun taak: het vervullen van een klankbordfunc tie voor de werknemersdelegatie van de CAAR. Moeizamer verloopt de concreti sering van het andere deel van de achterbanfunctie, te weten de re latie met de medewerkers en de ondernemingsraden binnen de eigen regio. De profilering wordt extra bemoeilijkt doordat de CAAR zich als het ware over hen heen presenteert in Raboband. Desondanks worden hier en daar voorzichtige pogingen onderno men om ook deze taak gestalte te geven, maar voorlopig zal het een zoeken blijven naar de beste (of minst slechte) aanpak. En, eerlijk gezegd, ik zou het niet erg vinden

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1985 | | pagina 27