Loon en loonkosten in grafiek Pensioenen in de schijnwerpers Loon en loonkosten De beheersing van de loonkosten krijgt in g onze organisatie veel aandacht omdat ze de grootste kostenpost vormen. Dat de loonkosten veel hoger zijn dan het bruto- jaarloon van alle medewerkers samen is niet bij alle medewerkers bekend, zo bleek ons herhaaldelijk. 15 Wettelijke en maatschappelijke ontwik kelingen zorgden er voor dat het onder werp 'pensioenen' in 1984 wat meer in de schijnwerpers kwam te staan. De voorgenomen wijzigingen in de Algeme ne Ouderdomswet (AOW), bijvoorbeeld, maakten het noodzakelijk af te spreken welk AOW-bedrag na januari 1985 zou worden aangevuld tot 70% van het laatstgenoten salaris als pensioenbe drag. Op termijn is er dus vermoedelijk een wijziging van ons pensioenregle ment noodzakelijk. Vooruitlopend hierop besloot in het verslagjaar het bestuur van het Pensioenfonds om het AOW-bedrag van 31 december 1984 ook na deze da tum voorlopig te blijven hanteren. Het bestuur wilde namelijk bereiken dat de AOW-inbouw in principe ongewijzigd bleef. ARBEIDSVOORWAARDEN EN RECHTSPOSITIE Vandaar bijgaand grafiekje dat een overzicht geeft van de totale directe personeelskosten bij di verse jaarsalarissen in 1984. Bij 'het jaarsalaris' zijn daartoe opge teld: de vakantietoeslag, de der tiende maand, de bijdrage ziekte kostenverzekering, de werkge versbijdrage sociale lasten, de premie voor de collectieve onge vallenverzekering en de VUT- en pensioenpremies. Dat jaarsalaris is overigens het bruto bedrag. Netto houdt u daar natuurlijk Weer andere wettelijke en maat schappelijke ontwikkelingen vra gen om nog verdergaande aan passingen in ons pensioenregle- ment.Veranderende arbeidspa- maar een bepaald deel van over. Over het laagste jaarloon uit ons overzicht betaalde onze organi satie in het verslagjaar nog eens 53,5% bijkomende loonkosten; over het hoogste 46,6%. In 1985 zullen de lasten die de werkgevers bovenop de lonen moeten betalen overigens iets dalen. tronen, zoals deeltijd en banen met wisselende arbeidsduur, en de te verwachten regeringsmaat regelen omtrent de indexering van de pensioenrechten van me- 5 4 3 2 1 dewerkers, die vóór hun pensioen met ontslag zijn gegaan, zijn daarvan enkele voorbeelden. Het reglement van de Stichting Pen sioenfonds Rabobankorganisatie kende overigens tot voor kort al leen maar pensioenrechten toe aan Rabobankmedewerkers die voor onbepaalde tijd in dienst zijn met een arbeidsduur van ten min ste 20 uur per week. Onder in vloed van de CAO voor het Bank bedrijf werden de toetredingscri teria aan het begin van 1 984 ge wijzigd. Ook werknemers met een kortere arbeidsduur dan 20 uur kunnen nu - onder bepaalde voorwaarden - allemaal deelne mer in ons pensioenfonds wor den. Ongetwijfeld onder invloed van al deze ontwikkelingen is de be langstelling voor het onderwerp pensioenen in 1 984 sterk geste gen. Dat bleek bijvoorbeeld uit de discussie over de vraag of er een aparte pensioen-deelnemersraad moest komen. Die zou de in spraak van de deelnemers in het pensioengebeuren op kunnen voeren. Na heel wat discussie vooraf kwam de Centrale Advies- KOSTEN X 10.0(10 SALA.RIS x lo.ooo

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1985 | | pagina 15