Nog net geen CAO-afspraak over structuur in salarissen Directeuren krijgen nieuw salarissysteem In 1984 zetten banken en bonden hun in middels al jaren durende besprekingen over de totstandkoming van een salaris structuur voor het Bankbedrijf weer voort. We kwamen er met z'n allen ook in dit verslagjaar nog niet uit, maar boekten toch zoveel vooruitgang, dat er in maart 1985 een akkoord tot stand kon komen. In 1972 voerde de Rabobankorganisatie een salarissysteem voor de directeuren van plaatselijke banken in. Dat systeem voldeed lange tijd goed, maar bleek de af gelopen jaren steeds sterker veroude ringsverschijnselen te vertonen. Geen wonder, want de maatschappelijke en economische veranderingen uit de jaren tachtig onderscheiden die duidelijk van de situatie in de zeventigerjaren. Na een tijdperk van sterke groei ging de Rabo bankorganisatie met de rest van onder nemend Nederland duidelijk een nieuwe periode in. ARBEIDSVOORWAARDEN EN RECHTSPOSITIE Nog net geen eindresultaat in het verslagjaar dus, ondanks grote inspanningen. Het bleek namelijk onmogelijk en onwenselijk om één uniform salarissysteem voor alle bankorganisaties te ontwik kelen. Daarvoor weken en wijken de bij de verschillende banken gehanteerde systemen te veel van elkaar af. Toch tekenden de contouren van de uiteindelijk in maart 1985 overeengekomen CAO-afspraak omtrent de sala riëring in het bankbedrijf zich in het verslagjaar al duidelijk af. Als de verdere CAO-onderhandelin- gen eveneens afgerond zijn zal er in de CAO één model-salarissy steem worden opgenomen met daarnaast een aantal regels waar aan eigen salarissystemen van bankorganisaties moeten vol doen. Daardoor hebben deze or ganisaties de keuze tussen het hanteren van het modelsalarissy steem uit de CAO of het aanpas sen of ontwikkelen van een eigen systeem zodat dit past binnen de iN in diezelfde CAO vastgelegde re gels. Voor dit laatste hebben ze tot 1 juli 1 987 de tijd; het CAO-model- systeem invoeren moet 1 januari 1988 afgerond zijn. De Rabo- bankorganisatie zal gebruik ma ken van de mogelijkheid het eigen salarissysteem aan te pas sen. Aansluitend op eerdere, kleine aanpassingen binnen het be staande salarissysteem was de tijd rijp voor een nieuw salaris- systseem voor directeuren van plaatselijke banken. Na lange stu die en in nauw overleg met verte genwoordigers van de besturen van plaatselijke banken en van de directeuren zelf kwam men in 1984 tot een ontwerp-salarissy- steem. Dat zal in 1986 ingaan. We lichten het ontwerp hieronder beknopt toe. Een salarissysteem heeft in het algemeen tot doel de belo- ning(sverhoudingen) in een structuur te gieten. De beloning wordt daartoe in meerdere of mindere mate afhankelijk gesteld van iets dat meetbaar is en waar mee de zwaarte van een functie bepaald kan worden. Dat 'iets' bestaat in het huidige systeem voor directeuren uit drie zaken, die als criteria voor indeling in sa larisschalen zijn gaan dienen: de grootte van het balanstotaal, het aantal cliëntenrekeningen en het aantal bijkantoren. De eerste twee daarvan speelden (en spe len) de hoofdrol doordat ze het zogenaamde 'basisbedrag' bepa len op grond waarvan indeling in één van de 22 beschikbare sala risschalen voor directeuren plaatsvindt. Het feitelijke salaris van een directeur is echter van nog enkele zaken afhankelijk: van de bijkantorentoeslag (die we hiervoor al noemden), van de leeftijd van de betrokken direc teur en van diens ervaring als di recteur. Het salarissysteem gaat daarbij - zoals gebruikelijk - uit van een goede taakvervulling. In de afgelopen jaren bleken deze criteria niet (meer) voldoende de zwaarte van de functie te bepa len. Er kwamen correcties in het systeem (op het basisbedrag) in de vorm van een inflatiecorrectie en een 'vreemde valuta'-correc- tie. Toch was ook dit nog niet vol doende. Nog steeds speelden an dere aspecten die een wezenlijke invloed op de zwaarte en de in houd van de functie hadden niet mee bij de 'weging' (denk b.v. aan de financierings-en assurantie bemiddeling) en stonden de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de directeur werkte helemaal buiten de salarisvast stelling. Extra inspanningen en prestaties hadden geen effect op het directiesalaris. Al deze be zwaren golden ook na de bijstel lingen nog steeds. Bovendien waren 22 salarisscha len voor het onderscheiden van duidelijke niveauverschillen te veel: de afstand tussen de basis bedragen was daarvoor te klein. Schaalverspringingen kwamen dus veel voor. Aanvankelijk vooral naar hogere, maar de laatste ja ren ook naar lagere schalen. Hoog tijd voor een nieuw salaris systeem dus, waarbij dan echter wel de voordelen van het huidige (het is begrijpelijk, eenvoudig en de voor de salarisadvisering aan de besturen van de plaatselijke banken benodigde gegevens zijn vrij makkelijk te verkrijgen) be houden moesten blijven.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1985 | | pagina 11