CAAR Samenvattend verslag van de 7e vergadering op 22 januari 1985. 1Ziekteverzuimcijfers Naar aanleiding van een in een eerdere vergadering van de CAAR behandeld overzicht van ziekteverzuimcijfers in de Rabobankorganisatie werd medegedeeld dat over het jaar 1985 op beperkte schaal ook cijfermateriaal over ziek teverzuim beschikbaar zal ko men op basis van een indeling naar functiegroepen. Deze gegevens zullen in de verslag legging over 1985 bekend kunnen worden gemaakt. 2. Arbeidsduurverkorting Met circulaire 13/485 d.d. 1 8 januari 1 985 is aan de aange sloten banken medegedeeld dat overleg tussen werkge vers en werknemers in het bankbedrijf over een interim regeling voor arbeidsduurver korting in 1985 geen resul taat heeft gehad. De werkge vers hebben voorgesteld de arbeidsduurverkorting in 1 985 vooralsnog voort te zet ten zoals deze in de CAO 1983-1984 was overeenge komen. Gezien de ontstane impasse zullen partijen in het bankbedrijf zich nader bera den over te nemen maatrege len. Indien daartoe aanleiding be staat zal de CAAR worden verzocht een advies hierom trent uit te brengen aan de Raad van Beheer. 3. Regiocommissie Rotterdam Mevrouw mr. E. Schrier-van 't Hof heeft zich teruggetrokken als lid van de regiocommissie Rotterdam. In haar plaats is tot de commissie toegetreden de heer II. de Koning, mede werker van de Rabobank Go- rinchem. 4. Werkwijze CAAR Van de zijde van de werkne mersdelegatie werd medege deeld dat men vooralsnog geen behoefte heeft commis sies in te stellen die bepaalde aandachtsgebieden tot hun werkterrein zouden dienen te rekenen. Wel houdt de dele gatie vast aan het voornemen in het eerste halfjaar van 1 985 3 extra vergaderingen te houden. Tegen deze ach tergrond werd het vooralsnog niet noodzakelijk geacht dat een commissie uit de CAAR zal worden benoemd die de structurering van het overleg en het functioneren van de CAAR nader zal bezien. Beslo ten werd om hierop later in het jaar terug te komen. 5. Toetsingscommissie Functiewaardering De CAAR besloot de Raad van Beheer te adviseren om in de Toetsingscommissie Functie waardering de volgende per sonen te benoemen: L. J. de Koning, Rabobank Go- rinchem; J. F. van der Mersch, Rabo bank Ermelo-Harderwijk; H. J. A. M. van Mierlo, Rabo bank Roosendaal; ing. G. C. de Rijk, Rabobank Voorhout; C. J. Mous, Rabobank Neder land; E. Scherft, Rabobank Neder land. 6. Pensioen aangelegenheden Van werknemerszijde werd voorgesteld om in het voor jaar van 1 985 een studiedag te beleggen tijdens welke de voltallige CAAR zich door deskundigen kan laten infor meren over een aantal pen sioenaangelegenheden. Achtergrond van dit voorstel is dat de CAAR haar rol ten aanzien van pensioenaange legenheden alleen goed zal kunnen vervullen indien de le den op dit terrein een redelijk inzicht zullen hebben. Met het voorstel werd inge stemd. De Agendacommissie zal een voorstel voor een stu diedag voorbereiden. Na een evaluatieperiode zal de CAAR kunnen bezien of het instellen van een deelnemers raad al of niet wenselijk dient te worden geacht, dan wel of pensioenaangelegenheden regelmatig onderwerp van ge sprek kunnen zijn in de verga deringen van de CAAR. Be sluitvorming hieromtrent zou uiterlijk medio 1986 dienen plaats te vinden. Verwezen werd naar een brief d.d. januari 1985 van de SPR aan de deelnemers over enke le pensioenzaken. Verzocht werd te trachten in de toe komst de informatie aan de deelnemers van de SPR op een meer heldere en inzichte lijke wijze te presenteren. Van de zijde van Rabobank Neder land werd toegezegd dat in een volgend nummer van Raboband een verduidelij kend artikel zal worden ge plaatst met betrekking tot de inhoud van bedoelde brief. 7. Veranderingsprocessen in de Rabobankorganisatie Vanuit de werknemersdele gatie werd opgemerkt dat in de vorige vergadering van de CAAR was verzocht om een voorstel met betrekking tot de wenselijkheid van het hante ren van een sociaal plan bij veranderingsprocessen in de Rabobankorganisatie. De in deze vergadering behandelde notitie gaf op deze vraag geen antwoord. Door Rabobank Nederland werd naar aanleiding hiervan toegelicht dat ernaar zou die nen te worden gestreefd bij veranderingsprocessen een dusdanige situatie te schep pen dat een sociaal plan niet noodzakelijk is. (Een sociaal plan wordt bijvoorbeeld gebe zigd zodra bij reorganisatie processen sprake is van col lectieve ontslagen.) De perso neels- en opleidingsadviseurs in de regio toetsen de in deze notitie neergelegde concept procedure en adviezen thans in de praktijk. In de tweede helft van 1 985 zal een evaluatie plaatsvin den. Aansluitend daaraan zal worden aangegeven hoe ver anderingsprocessen dienen plaatste vinden en in hoeverre sociale begeleiding, c.q. het hanteren van een sociaal be geleidingsplan noodzakelijk is. Gestreefd wordt naar het opstellen van een raamwerk, aan de hand waarvan aange sloten banken, afgestemd op de eigen omstandigheden, de sociale begeleiding kunnen laten plaatsvinden. Het eerste streven blijft om de noodzaak van een sociaal plan te vermij den. Het gehanteerde sociale beleid in de Rabobankorgani satie dient de waarborg te zijn voor een goede begeleiding. Een dergelijk plan is wel nodig indien tot grote afslankings operaties zou worden overge gaan. Daarvan is in de Rabo bankorganisatie thans even wel geen sprake. Besloten werd in de loop van 1 985 op dit onderwerp terug te komen. 8. Arbeidsduurverkorting Behandeld werd een rapport d.d. februari 1 984 inzake ar beidsduurverkorting in de Rabobankorganisatie. Opge merkt werd dat het standpunt van de Rabobankorganisatie ten aanzien van arbeidsduur verkorting lijkt af te wijken van de standpunten die op be- drijfstakniveau en aan de zijde van de werknemersorganisa ties worden ingenomen. Voorgesteld werd ook over dit onderwerp te gelegener tijd een themadag voor de leden van de CAAR te houden. Toegelicht werd dat vanuit de Rabobankorganisatie wordt gepleit voor een flexibele toe passing van arbeidsduurver- Doorlezen op pagina 7 4

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1985 | | pagina 10