5.b. Jaarverslag 1983 van
de SPR
Door de directie van de SPR
werd een toelichting gegeven
op het jaarverslag 1983 van
de Stichting. De toelichting
spitste zich met name toe op
een verklaring van de afzon
derlijke balansposten.
Het Pensioenfonds kent in de
sfeer van de beleggingen een
aantal vaste eigendommen
die bestaan uit onroerend
goed zoals kantoren, winkels
en apartementen. Als enige
grote deelneming heeft het
fonds in 1 983 een groot be
lang verworven in Wereldha-
ve, welke instelling zich met
name beweegt op de buiten
landse onroerend goed markt.
Het belang dat in Wereldhave
is verworven kan als enige
deelneming van het pensioen
fonds worden gezien. De om
vang van deze deelneming is
er aanleiding toe geweest dat
een lid van de Hoofddirectie in
de Raad van de Commissaris
sen van Wereldhave is be
noemd. Voorts is de directeur
beleggingen van het Pen
sioenfonds lid van de Raad
van Commissarissen van de
Holding van Wereldhave ge
worden. Er is derhalve sprake
van voldoende invloed op het
beleid van Wereldhave.
De SPR heeft voorts besloten
de aandelenportefeuille uit te
breiden, waarvoor een portfo
lio-manager zal worden aan
gesteld. Met betrekking tot de
passiva vormen de premie-re
serves een zeer belangrijk on
derdeel. Hierin wordt in wezen
de waardering uitgedrukt van
de aangegane verplichtingen.
Voor zover de middelen van
het fonds het toelaten, wordt
er naar gestreefd de pensioe
nen waardevast te houden. De
sterke groei van de toeslagre
serve in 1983 ten opzichte
van 1982 kan worden ver
klaard uit het feit dat de rente
vergoeding in deze periode
vrij hoog is geweest, waar te
genover een lage inflatiegraad
stond.
In antwoord op een vraag van
uit de CAAR werd toegelicht
dat het vereveningspercenta
ge de laatste jaren sterk is ge
daald. Achtergrond hiervan is
dat jaarlijks de opgebouwde
pensioenrechten worden ge
financierd in een verevening.
Omdat de toename van opge
bouwde rechten de laatste ja
ren is afgenomen onder ande
re door het achterwege blijven
van loonrondes en een gering
inflatiepercentage, kon de
verevening worden verlaagd.
Voorts wordt de indexering
van de bestaande pensioenen
betaald uit de rentewinst. Het
is daarom van groot belang
dat op de beleggingen een
goed rendement wordt ver
worven.
Op een vraag wat de handel
wijze van het Pensioenfonds
zou zijn indien, zoals econo
men thans signaleren, de
AOW-verplichtingen in Ne
derland niet langer betaalbaar
zouden zijn, werd toegelicht
dat een dergelijke ontwikke
ling tot een totale herijking
van het AOW-deel in de pen
sioenopbouw en het pen-
sioenbeleid aanleiding zou
moeten zijn.
De SPR kent, evenals andere
grote pensioenfondsen, een
Beleggingscommissie die het
bestuur adviseert met betrek
king tot te kiezen beleggin
gen. Belangrijke criteria voor
beleggingen zijn, naast het
rendement, maximale zeker
heid en spreiding van het be
leggingsrisico. Tegen deze
achtergrond acht het fonds
zich ook niet de eerst aange
wezene om zich te bewegen
in de markt van de sociale wo
ningbouw.
Met betrekking tot een gelijke
behandeling in pensioenvoor
zieningen van mannen en
vrouwen, alsmede ten aanzien
van de visie op andere samen
levingsvormen wordt toege
licht dat dit in belangrijke ma
te afhankelijk is van wettelijke
ontwikkelingen op landelijk en
Europees niveau. Indien mo
gelijkheden daartoe bestaan
zal het bestuur van het Pen
sioenfonds overwegen om
hierop ten behoeve van de
deelnemers in te spelen. Zo
heeft het Pensioenfonds ook
besloten op verzoek van de
Rabobankorganisatie de pen
sioengerechtigde leeftijd voor
vrouwen te brengen van 60
naar 65 jaar.
Gewezen werd op de sterke
stijging in de afgelopen jaren
van de kosten van het fonds.
Deze wordt in de eerste plaats
veroorzaakt door de forse
groei van het personeelsbe
stand.
Daarnaast geldt dat door de
keuze voor eigen huisvesting
en eigen computerfaciliteiten
in 1983 aanloopkosten wer
den gemaakt die eenmalig
zijn. Naar verwachting zal de
kostenontwikkeling hierna
weer het normale kostenpat
roon gaan volgen.
Ten slotte werd toegelicht dat
het huishoudelijke reglement
van het Pensioenfonds be
paalt dat alle deelnemers die
nen te beschikken over het
jaarverslag. Dit leidt er toe dat
vele verslagen worden ver
spreid zonder dat daar veel
aandacht aan wordt geschon
ken. Thans wordt bezien of
een reglementswijziging mo
gelijk is, zodat ten aanzien van
de verspreiding van de jaar
verslagen een wat passiever
beleid kan worden gevoerd.
6. Interne arbeidsmarkt
In het kader van de evaluatie
van de interne arbeidsmarkt
lagen nog enige vraagpunten,
waarop in een notitie nader
werd ingegaan. De CAAR ver
enigde zich met de in de noti
tie weergegeven aanbevelin
gen, die in grote lijnen het
soepel functioneren van de
vacaturebanken dienen te sti
muleren. De vacaturebank
van Rabobank Nederland zal
gestalte krijgen zodra het
OTW-project zal zijn afge
rond. Tevens wordt bezien op
welke wijze het opleidingstra
ject in het kader van OTW
voor de aangesloten banken
ter beschikking kan worden
gesteld. Er zal naar worden
gestreefd op regionaal niveau
het functioneren van de vaca
turebanken sterkerte stimule
ren. Daarnaast zal hieraan via
het blad Raboband nog enige
publiciteit worden gegeven.
7. Premiespaarregeling
Aan de CAAR werd een voor
stel voorgelegd met een aan
tal redactionele wijzigingen in
de premiespaarregeling.
Van werknemerszijde werden
suggesties gedaan om op eni
ge punten ook inhoudelijke
wijzigingen in het reglement
aan te brengen, onder andere
ten aanzien van de toepassin
gen voor andere samenle
vingsvormen dan het huwe
lijk, de bestedingsdoeleinden
en de beëindiging van de
deelname.
Toegezegd werd dat nader zal
worden bezien of een totale
herziening, zowel redactio
neel als inhoudelijk, dient te
worden overwogen.
8. Werkwijze CAAR
Van werknemerszijde werd
toegelicht dat aan die zijde
behoefte bestaat aan uitbrei
ding van het overleg van de
werknemersdelegatie. Daar
toe is besloten in het eerste
halfjaar van 1985 drie extra
vergaderingen in te lassen
voornamelijk ter bespreking
van een aantal zelf ingebrach
te onderwerpen. Na een half
jaar zal een evaluatie plaats
vinden. Het aantal vergaderin
gen van de CAAR behoeft
geen wijziging.
Van werkgeverszijde werd
opgemerkt dat het voorover
leg, alsmede de onderverde
ling in aandachtsgebieden,
een zaak van de totale CAAR
zou dienen te zijn. Van die zij
de werd voorgesteld om, ten
einde de structurering van het
overleg en het totale functio
neren van de CAAR nader te
bezien, een werkgroep in te
stellen uit vertegenwoordi
gers van werknemers en
werkgevers. De werkgroep
zou de opdracht dienen te krij
gen de CAAR hierover te advi
seren. Van werknemerszijde
werd dit voorstel onder
steund. De Agendacommissie
werd verzocht voor de volgen
de vergadering van de CAAR
een opdracht voor deze com
missie te formuleren.
9. Gedragslijn bij verande
ringsprocessen
Naar aanleiding van een op
merking van werknemerszijde
omtrent de wenselijkheid van
het voeren van sociale plan
nen bij veranderingsproces
sen binnen de Rabobankorga
nisatie werd toegezegd dat
voor een volgende vergade
ring van de CAAR een desbe
treffend voorstel van de zijde
van Rabobank Nederland zou
worden gedaan. Aan de hand
daarvan zal een gedachten-
wisseling daarover kunnen
plaatsvinden.
10. Afroepkrachten
Naar aanleiding van een des
betreffende vraag van werk
nemerszijde werd toegelicht
dat het gebruikmaken van de
diensten van afroepkrachten
in het algemeen niet leidt tot
blijvende bezetting van ar
beidsplaatsen. Een afroep-
Doortezen op pagina 70