In de vergadering d.d. 29 mei 1 984 behandelde de CAAR de uitgangspunten van de herziene regeling 'kostenver goeding bij overplaatsing en bij verhuizing als gevolg van indiensttreding'. Inzake die uitgangspunten werd positief advies uitgebracht. In deze vergadering werd van ge dachten gewisseld omtrent de nadere inhoud van de rege ling. Vanuit de CAAR werd opge merkt dat met instemming was kennisgenomen van het feit dat in bepaalde situaties het negatieve opbrengstver- schil van een woning bij min of meer gedwongen verkoop voor financiering in aanmer king is gebracht. De vergoe ding van de aan- en verkoop kosten kan fiscaal worden vrij gesteld tot een bedrag van 10 van de opbrengst van de te verkopen woning. Hierbij is voorwaarde dat de afstand van de verhuizing de 50 km te boven gaat. In het kader van de vergoeding van de kosten voor het woon-werkverkeer wordt een maximale afstand van 40 km gehanteerd. In bei de gevallen betreft het nor men waaromtrent met de fis cus overeenstemming is be reikt. Als voorwaarde voor het in aanmerking komen voor de verhuiskostenregeling geldt tevens dat de verhuizing naar de nieuwe standplaats binnen 12 maanden na datum van indiensttreding of overplaat sing dient plaats te vinden. In dien daartoe dringende rede nen aanwezig zijn, zullen op deze termijn uitzonderingen mogelijk moeten zijn. In de regeling is een indeling in drie categorieën van de toe passingsvormen van de ver huiskostenregeling opgeno men. Het kan echter voorko men dat de scheidingslijn tus sen het belang dat de mede werker bij een verhuizing heeft, en het belang, dat de bank bij een verhuizing heeft, niet geheel strikt kan worden getrokken. De indeling in een categorie zou dan mogelijk moeten zijn afgestemd op het individuele geval. De nieuwe verhuiskostenre geling bevat elementen, die vooruit lopen op door de fis cus nog definitief vast te stel len maatregelen. Enig voorbe houd voor de volledige uitvoe ring van de regeling dient der halve te worden gemaakt. De CAAR kon zich ten slotte verenigen met de inhoud van de verhuiskostenregeling, zoals deze in de in behande ling zijnde notitie was neerge legd en zal derhalve positief adviseren. 5. Vergaderschema 1985. De vergaderingen van de CAAR, alsmede van de werk nemersdelegatie uit de CAAR zullen in 1985 plaatsvinden op 22 januari, 19 maart, 29 mei, 20 augustus, 22 ok tober en 1 7 december. 6. Bedrijfsgezondheids dienst. Het jaarverslag van de Be drijfsgezondheidsdienst '83 gaf geen aanleiding tot op merkingen. Daarnaast werd behandeld een voorstel om een gedeelte van de taken van de Begelei dingscommissie Bedrijfsge zondheidsdienst over te bren gen naar de CAAR, hetgeen aansluit bij de taakstelling van de CAAR. De CAAR zal dan advies uitbrengen over be leidsmatige aspecten van de BGD. Voorts zal de voortgang van het beleid kunnen worden getoetst door middel van be spreking van het jaarverslag. De overige taken van de Bege leidingscommissie zullen via de normale lijnverantwoorde lijkheid worden afgewikkeld. De CAAR stemde in met deze gedagslijn en zal positief advi seren. Tenslotte werd in het kader van de BGD een overzicht be handeld van het ziektever zuim bij de aangesloten ban ken in 1 983. Naar aanleiding daarvan werd vanuit de CAAR verzocht naast de voorgeleg de overzichten, waarin het ziekteverzuim is onderver deeld naar leeftijd en al dan niet gehuwde mannen en/of vrouwen, ook cijfers beschik- baarte stellen inzake het ziek teverzuim onderverdeeld naar functiegroepen. 7. Interne arbeidsmarkt. De evaluatie van de interne ar beidsmarkt, waarover de CAAR in vorige vergaderingen reeds sprak, had aanleiding gegeven tot een aantal vraag punten. Deze punten werden in deze vergadering van de CAAR behandeld. :De CAAR onderschreef dat het management van de ban ken de taak heeft zorg te dra gen voor een optimale kwanti tatieve en kwalitatieve perso neelsbezetting. Het streven naar een goed loopbaanbeleid en het plaatsen van de juiste medewerker op de juiste plaats is daartoe een belang rijk middel. Eveneens zou een belangrijke ondersteuning hiertoe kunnen worden ver leend door het beschikbaar stellen van de OTW-opleidin- gen aan de aangesloten ban ken, waarvoor de CAAR al eerder heeft gepleit. Proble men had de werknemersdele gatie met de uitspraak dat werknemers soms een zetje zouden moeten krijgen van de zijde van de bedrijfsleiding om wederom een eigen loop baanontwikkeling ter hand te kunnen nemen. In het raam van de mogelijkheden van aanmelding bij de interne va caturebanken zou het voorts naar het oordeel van de werk nemersdelegatie niet mogen geschieden dat aanmelding plaatsvindt zonder medewe ten van de medewerker. Toegezegd werd dat de aan gesloten banken met betrek king tot de ontwikkeling van de interne arbeidsmarkt te zij ner tijd zullen worden geïnfor meerd. 8. Arbeidsvoorwaarden en andere samenlevingsvor men dan het huwelijk. Op verzoek van de CAAR is een opsomming gemaakt van enige regelingen in het kader van de arbeidsvoorwaarden waarbij niet van geheel gelijke behandeling van gehuwden en anderszins samenwonen den sprake is. In antwoord op een desbetreffende vraag vanuit de werknemersdelega tie werd medegedeeld dat een eventuele bijstelling op dit punt van deze regelingen zal worden bezien indien op za kelijke gronden herziening van zo'n regeling aan de orde is. Dit is bijvoorbeeld thans geschied met de verhuiskos tenregeling. 9. Samenstelling regiocom missies. Medegedeeld werd dat in de regiocommissie Rotterdam de heer H. E. van Erk is opge volgd door de heer J. Moes bergen, medewerker van de Rabobank Veenendaal. Voorts werd medegedeeld dat in de regiocommissie Arn hem de plaats die de heer F. G. van Egmond achterliet is op gevuld door de heer J. Olijsla- ger, medewerker van de Rabobank Gendringen. 10. Hanteringsregels sala risvaststelling. In antwoord op een vraag van uit de CAAR werd medege deeld dat aan de regiokanto ren hanteringsregels zijn toe gezonden ten behoeve van de aangesloten banken voor de salarisvaststelling per 1 ja nuari 1 985. Deze richtlijnen wijken inhoudelijk niet af van de hanteringsregels, die in vo rige jaren aan de aangesloten banken beschikbaar zijn ge steld. Op de vraag of deze hanteringsregels derhalve aan de CAAR ter behandeling zouden dienen te worden voorgelegd werd op die grond negatief geantwoord. Wel werd de bereidheid uitge sproken ze ter informatie aan de leden van de CAAR be schikbaar te stellen. 11. Automatisering. Vanuit de CAAR werd ver zocht om vanuit Rabobank Nederland deskundigheid be schikbaar te stellen om mede werkers van aangesloten ban ken te begeleiden bij het sterk toenemende gebruik van bij voorbeeld homecomputers. Verwezen werd in dit verband naar de binnen Rabobank Ne derland bestaande computer club 'Hocom'. 9

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1984 | | pagina 9