Verouderde arbeidswet ter discussie gesteld Aan het einde van de vorige en het begin van deze eeuw begon de industriële revo- lutie in Nederland echt goed door te zetten. Dit leidde tot de oprichting van vele fabrieken waar met behulp van de stoommachine en andere mechanische hulpmiddelen op grote schaal goederen werden geproduceerd. Denkt u maar aan de katoenindustrie in Twente en aan de Philipsfabrieken in Eindhoven. Aanpassing Een belangrijk gedeelte van onze beroepsbevolking, die tot het intreden van dat nieu we tijdperk in de landbouw en in de ambachtelijke sfeer werkzaam was, ging in deze nieuwe fabrieken werken. Dat dit tot misstanden leidde we ten wij allemaal nog wel uit de geschiedenisboekjes. De meest schrijnende hiervan werd door het kamerlid Van Houten aangepakt. Hij nam in 1874 het initiatief de arbeid van kinderen beneden de 12 jaar te verbieden. Het Kinder wetje van Van Houten is de geschiedenis ingegaan als het begin van arbeidswetgeving door de overheid. Gemakkelijk verliep de invoering overigens allerminst. In die tijd vond men namelijk dat de overheid zich niet mocht bemoeien met het particuliere initiatief tenzij het erom ging de zwaksten in de maatschappij te bescher men, en dat waren in die tijd vrouwen en kinderen. Toen in 1 895 in het Parlement een ontwerp-Veiligheidswet aan de orde kwam, die ook volwassen mannelijke arbei ders moest beschermen, zei den enkele kamerleden dat het 'een uiting van ziekelijke philantropie is de volwassen mannelijke arbeiders te willen behoeden voor de gevaren die hun arbeid noodzakelijk met zich meebrengt'. De overheid heeft gelukkig deze lijn niet gevolgd. Bijna 25 jaar na deze onthullende discussie kwam de Arbeids wet 1919 tot stand. Deze is van toepassing op alle arbei ders. De arbeidstijd werd aan maxima gebonden, te weten 48 uur per week, verdeeld over maandag tot en met za terdagmiddag. Doel van de wet is het geven van voldoen de vrije tijd aan de arbeider om zich aan gezin en maat schappelijk leven te kunnen wijden en de bescherming van diens gezondheid. Na alles wat hierboven is gezegd over de maatschappelijke weer standen tegen overheidsin grijpen zal het u niet verbazen dat de Arbeidswet uiterst ge detailleerde voorschriften geeft over de verschillende soorten arbeid. Had men die niet opgenomen dan was de wet waarschijnlijk op grote schaal ontdoken. De toenma lige minister van Sociale Za ken, Aalberse, vond al deze details in de wetgeving ook verre van ideaal. Die zouden in zijn visie onnodig geweest zijn als werkgevers- en werkne mersorganisaties maar vol doende ontwikkeld waren. De ontwikkeling van de tech niek en de introductie van nieuwe produktiemethoden leidden vele malen tot een aanpassing van de Arbeids wet. Sinds de totstandkoming is deze maar liefst 28 maal gewijzigd. Hij is nu voor de ge bruiker bijna niet meer te han teren; zoveel regeltjes, uitzon deringen en vergunningen zijn er. Het ligt voor de hand dat er daarom thans wordt nage dacht over een herziening. Werkgevers hebben een paar maanden geleden een dikke nota geproduceerd waarin zij uitvoerig aangeven hoe een nieuwe Arbeidswet er naar hun mening uit moet zien. De overheid is hierbij niet achter gebleven en heeft aan de Stichting van de Arbeid, het overlegorgaan van werkge vers en werknemers, een even dikke nota gestuurd. Daarin geeft zij haar opvattingen over de herziening. De Stichting van de Arbeid kreeg tegelij kertijd de vraag voorgelegd hierop commentaar te geven. De vakbeweging heeft tot nog toe haar opvattingen niet be kend gemaakt. Over de huidige Arbeidswet zijn zowel overheid als werk gevers het eens. De huidige wet is te gedetail leerd. De rol van de overheid moet veranderen, zodat werk gevers en werknemers vaker samen afspraken kunnen ma ken, zoals nu al in de CAO's gebeurt. De werktijdpatronen moeten meer afgestemd wor den op de hedendaagse op vattingen: werktijden moeten kunnen variëren, al naar ge lang de behoefte van de werk nemer en het aanbod van het werk. Over de doelstelling van een nieuwe Arbeidswet verschil len ze echter duidelijk van me ning. De overheid is van mening dat

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1984 | | pagina 12