orkum Rottumerplaat Rottumeroog Schiermonnikoog W Noordpolderzijl Uithuizen hangt af van de stemming van de gids en de gedragingen (verwachtingen) van een groep. Heeft een gezelschap veel praats, dan wil een gids, ook al is hij eigenlijk van natu re helemaal niet zo'n fervente 'geulenloper', - nog weieens iets 'extra's' doen. Maar over het algemeen moet voor iedere sportief aangelegde beginneling een tocht redelijk te volbrengen zijn. Bolman gaat ervan uit dat zonder voorselectie toch niemand begint aan het avontuur dat wadlopen heet. 'Hoewel', licht Bolman toe, 'het een heel ver schil blijft of je 'achteruit' gaat wanneer je veel water hebt op het wad, of wanneer alles zowat droog ligt. Het hangt samen met windsnel heid en windrichting', legt hij het verzamelde onbenul ge duldig uit.' Staat er een dikke noordwester dan ligt de zaak altijd wat moeilijk. Veel water blijft zo hangen, ook wanneer de lopers keurig volgens het boekje zowat twee uur voor laagwater op pad gaan, zodat ze volgens plan 1,5 uur na laag water arriveren op hun bestemming. Wat ook blijft zijn de onderlinge verschillen tussen de zes tochten die on der auspiciën van het wad- loopcentrum Pieterburen ge lopen worden. Veel mensen streven als ze op pad gaan een concreet doel na. Voor hen is een zoge naamde zwerftocht dus niks. De oversteek naar Schier monnikoog is het langst. Ameland stelt qua afstand het minste voor, maar het is wel de meest inspannende tocht. Behalve routes naar Rottu meroog heb je dan ook nog Simonszand en de Engels- manplaat. Vroeger hadden we het over de Kalkplaat, maar dat is veranderd sinds van daaruit neergekomen vliege niers op de onderzeeer naar Engeland werden gezet.' Van bladstil tot windkracht 8 Henk Bolman vindt het per soonlijk wel plezierig om als gids met een 'schone' lucht op pad te gaan. Kennis van de weersomstandigheden, en grondige terreinkennis blijven vereisten voor degenen die zich voorbij de kwelders en landaanwinningen wagen. Zelden gebeurt het dat blad stil weer binnen enkele uren omslaat in windkracht acht, maar toch... Ook onweers dreiging maakt hem huiverig erop uit te trekken. De woor den illustreren dat veiligheids aspecten niet uit het oog wor den verloren. Hoe kan het ook anders, nadat 'de concurren tie' door enkele hachelijke tochten die uitliepen op even- zovele bijna-ongelukken een massa vervelende publiciteit teweeg bracht? Hoe het alle maal zo kon lopen, weet Bol man wel te verklaren. 'Het is hard gegaan, te hard mis schien. In de jaren zestig kuierden enkele bevriende boerenjongens voor hun lol weieens over het wad. Toen er in 1963 een winter kwam met veel sneeuw hebben de men sen van Dorpsbelangen Pie terburen aan een tocht be kendheid gegeven. Er kwa men 300 man op af, dus de suggestie het in de zomer nog eens weer te doen lag voor de hand. In onze topjaren kregen we 25000 wadlopers en meer te verwerken. Van pioniers werk is nu geen sprake meer. De risico's zouden onverant woord zijn. Je hebt ooit wel 7 verschillende nationaliteiten in zo'n groep. Pure uitdagin gen zijn er enkel als een groepje gidsen voor de aflei ding zelf eens een onbekende route verkent. Van Vlieland naar Texel bijvoorbeeld. Tot de uitzonderlijke prestaties behoort stellig ook een een malige tocht naar het Duitse eiland Borkum. Met het 'nor male' werk hebben zulke on dernemingen uiteraard niets uit te staan. Toch maakt Henk Bolman mee dat toeristen zich nog verkijken op de gevraagde krachtsinspanning: 'Proble men komen doorgaans geluk kig al aan het licht in het kustdal, waar zich het meeste slik bevindt. Maar je hebt ook personen die last krijgen van ruimtevrees. Wat gaat me ge beuren, vragen zij zich af. Ze kunnen slecht tegen die enor me weidsheid van het land. Meestal lukt het nog wel als je zo iemand zorgvuldig insluit binnen zo'n groep. Voor zorgsmaatregelen baten hier niet. We hebben uiteraard voor echte noodsituaties altijd nog die radioverbinding met de wal; gidsen beschikken over reddingslijnen en stok ken waarvan ze een brancard kunnen fabriceren. Maar hoofdzaak blijft voor ons toch een grondige weer- en getij- denkennis, oriëntatievermo gen en vaardigheid in het han teren van je kompas. Achteraf blijken veel fouten samen te hangen met onervarenheid. Men ziet gevaren niet en gaat dan in de fout. Wij doen zelf de volledige opleiding van on ze gidsen. Je begint onderaan als aspirant-gids. Daarna kun je het brengen tot hulpgids, gids en hoofdgids. Maar eer iemand die eindrang haalt, zijn we wel drie jaar verder'.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1984 | | pagina 9