Meningen over verkorting
arbeidsduur in kaart gebracht
Vormen en varianten
Behoorlijke respons
Gekleurde bril
Angst voor zware last
Het is bezwaarlijk om slechts
een bepaalde vorm van ar
beidsduurverkorting (ADV) in
te voeren. Veel beter is het om
per afdeling, ja soms zelfs per
medewerker te bekijken welke
vorm de meest geschikte is.
Dat is de belangrijkste conclu
sie die kan worden getrokken
uit een onlangs verschenen
onderzoeksrapport naar ar
beidsduurverkorting bij de
Rabobankorganisatie. Sa
mensteller is drs. Ton de Vrie-
ze, als beleidsontwikkelaar en
onderzoeker werkzaam bij de
afdeling Arbeidszaken van
Rabobank Nederland.
'Er zijn', zegt hij ter toelichting
van zijn jongste onderzoek,
'vele vormen van arbeids
duurverkorting denkbaar.
Voor het onderzoek hebben
we een viertal onderscheiden.
In de eerste plaats kun je den
ken aan een verkorting van de
werkweek met een vast aantal
uren. Een tweede vorm is ADV
met een variabel aantal uren
per week. Daarbij wordt dan
afhankelijk van de (seizoen)-
drukte meer of minder ge
werkt. Uitbreiding van het
jaarlijkse aantal roostervrije
dagen is een derde mogelijk
heid. En ten slotte is er de ar
beidsduurverkorting op 'life-
time-basis'. Op jongere leef
tijd met pensioen gaan is
daarvan een goed voorbeeld.
Natuurlijk zijn binnen deze
hoofdvormen nog tal van va
rianten mogelijk.'
Om binnen de Rabobankorga
nisatie de mening over dit on
derwerp te peilen werden naar
een honderdtal aangesloten
banken enquêteformulieren
gestuurd. Op de centrale bank
kregen 35 hoofden van direc
toraten en vergelijkbare een
heden eenzelfde vragenlijst in
hun brievenbakje. De belang
rijkste vraag was natuurlijk:
welke vormen van ADV ko
men volgens u in aanmerking?
'Maar', zegt De Vrieze, 'we
waren ook nieuwsgierig naar
het antwoord op de vraag wel
ke voor- en nadelen men nu
zag bij de invoering van ver
schillende vormen voor ver
schillende soorten functies.'
In totaal werden 104 vragen
formulieren teruggestuurd,
een score van 77%. Een be
hoorlijke respons, aldus de
onderzoeker, die de antwoor
den met behulp van de com
puter verwerkte en analyseer
de. In die analyse werden twee
hele duidelijke scheidslijnen
getrokken: een onderscheid
in antwoorden van functiona
rissen van de centrale bank en
van de aangesloten banken.
'Er bestaan', aldus De Vrieze,
'aanzienlijke verschillen tus
sen die twee. Op een aange
sloten bank is alles toch wel
anders georganiseerd dan op
decentrale bank. Detakenzijn
daar heel duidelijk gedefi
nieerd, terwijl het aantal func
ties betrekkelijk gering is. Op
de centrale bank daarentegen
heerst grote diversiteit. Er zijn
een heleboel stafachtige en
gespecialiseerde functies.'
Daarnaast werd nog een an
der onderscheid gemaakt, na
melijk tussen hogere en lage
re functies. Er blijkt een twee
deling mogelijk tussen ener
zijds directiefuncties, overige
leidinggevende functies en
commerciële functies en an
derzijds de lagere administra
tieve functies en baliefuncties.
'Deze tweedeling heb ik ver
werkt in de onderzoeksresul
taten', zegt Ton de Vrieze.
Uit die resultaten blijkt dat er
binnen de organisatie een
grote verscheidenheid aan
voorkeuren bestaat voor ver
schillende vormen van ar
beidsduurverkorting. Ook ko
men duidelijke verschillen
naar voren tussen de catego
rieën functies. Degenen die de
vragenlijsten terugstuurden
meenden bijvoorbeeld dat de
mogelijkheden van arbeids
duurverkorting voor lagere
functies ruimer aanwezig zijn
dan voor hogere functies.
Voor hogere functionarissen
werd uittreding voor 65 jaar
als meest wenselijk gezien.
Deeltijdarbeid scoorde hoog
als specifieke vorm van ar
beidstijdverkorting voor lage
re functionarissen, maar werd
voor hogere functies volstrekt
van de hand gewezen.
'Hoewel het aan de waarde
van het onderzoek geen af
breuk doet, moeten we wel
beseffen dat het directeuren
waren die met deze enquête
werden geconfronteerd. Deze
bekijken de problematiek toch
wel met een gekleurde bril.
Velen voelen zich onmisbaar
en zien voor zichzelf arbeids
duurverkorting niet zo zitten.
En is het voor een hoop men
sen niet bon-ton te zeggen dat
ze wel 60 uur in de week wer
ken? Deze manier van kijken
heeft de resultaten natuurlijk
wel beïnvloed, vooral wat be
treft de vormen van ADV voor
hogere functionarissen', al
dus De Vrieze.
Wellicht is dat ook het geval
ten aanzien van de lagere
functies. Veel bezwaren die
tegen arbeidsduurverkorting
te berde worden gebracht
hebben in wezen betrekking
op problemen bij de invoering
ervan. Er heerst duidelijk
angst bij het management. Bij
de invoering van ADV komt er
inderdaad tijdelijk een zwaar
dere last op hun schouders.
De organisatie van werk
zaamheden wordt meer om
vattend. En wanneer diezelfde
directeur dan ook nog minder
beschikbaar zou zijn ten ge
volge van zijn eigen arbeids
duurverkorting, dan kan dat
tot problemen leiden. Ton de
Vrieze vindt dit ietwat kort
zichtig: 'Natuurlijk zullen
er wat overgangsproblemen
zijn. Maar ik ben ervan over
tuigd dat er heel snel een
nieuw evenwicht zal worden
gevonden en dat de aanpas-
7