Afbakening
werkterrein CAAR
Project opvoering
toegevoegde
waarde bij
Rabobank
Nederland in relatie
tot de interne
arbeidsmarkt
De CAAR behandelde een no
titie, waarin een aantal ele
menten is vervat die moeten
leiden tot een zo duidelijk mo
gelijke afbakening van het
werkterrein van de CAAR, uit
gaande van artikel 2 van het
reglement. Dit artikel geeft
weer dat de CAAR tot taak
heeft de Raad van Beheer te
adviseren over het sociale be
leid van de Rabobankorgani-
satie, waaronder ook begre
pen sociale aspecten van het
algemene bedrijfsbeleid. Een
uitzondering maakt het regle
ment ten aanzien van die aan
gelegenheden die reeds bij
CAO zijn geregeld. Naast deze
begrenzing kan voorts wor
den vastgesteld dat de aange
legenheden, waarover de
CAAR zal adviseren, telkens
de Rabobankorganisatie als
geheel dienen aan te gaan.
Aspecten die een enkele aan
gesloten bank dan wel uitslui
tend Rabobank Nederland
aangaan, ressorteren niet on
der de adviesbevoegdheid
van de CAAR.
Ten einde de beeldvorming
enigszins te verduidelijken is
een inventarisatie gemaakt
van aangelegenheden, die de
ASBR in de jaren 1982 en
1983 heeft behandeld. Hier
van werden genoemd: het
pensioenreglement, het va
kantiereglement, de doelstel
lingen van het sociale beleid,
de Interne Arbeidsmarkt, au
tokostenvergoeding voor
dienstreizen, de regeling au
tofinanciering en nog enige
andere aangelegenheden.
Daarnaast kunnen nog enkele
andere aspecten van het so
ciale beleid, die niet inhoude
lijk in de CAO worden gere
geld, tot de adviesbevoegd
heid van de CAAR worden ge
rekend.
Als voorbeelden van sociale
aspecten van het algemeen
bedrijfsbeleid kunnen worden
genoemd automatiseringsbe
leid, arbeidsduurverkorting,
managementontwikkeling en
loopbaanbeleid, alsmede het
opleidingsbeleid.
Vanuit de CAAR werd bena
drukt dat het zou zijn aan te
bevelen de opsomming van
de onderwerpen, die door de
CAAR kunnen worden behan
deld, niet te zeer limitatief op
te stellen, doch ten aanzien
hiervan een flexibele opstel
ling in te nemen. Ookaangele-
genheden, die niet strikt tot de
adviesbevoegheid van de
CAAR behoren, kunnen tot
zinnige discussies in de CAAR
leiden. Zo zal bijvoorbeeld het
sociaal jaarverslag als zoda
nig niet voor een CAAR-ad-
vies in aanmerking komen.
Het zal evenwel zeer goed
mogelijk zijn dat aspecten uit
het sociaal jaarverslag kunnen
leiden tot het uitbrengen van
adviezen aan de Raad van
Beheer.
In dit verband werd eveneens
gesteld dat leden van de
CAAR en van de regiocom
missies een signaleringsfunc
tie kunnen vervullen inzake de
toepassing van de arbeids
voorwaarden bij de aangeslo
ten banken en bij Rabobank
Nederland. Het zal echter niet
de bedoeling kunnen zijn om
op deze wijze geconstateerde
feiten in de CAAR ter discus
sie te stellen. De leden van de
CAAR en van de regiocom
missies zullen dit zo nodig
slechts kunnen melden bij
voorbeeld aan het Werkge
bied Sociale Zaken van Rabo
bank Nederland, dan wel de
regiokantoren.
Vermeden zal dienen te wor
den dat de CAAR in de organi
satie zal worden gezien als
een orgaan dat als een van
haar belangrijkste taken ziet
het bewaken van de toepas
sing van de primaire en se
cundaire arbeidsvoorwaarden
in de Rabobankorganisatie.
In het raam van de behande
ling van dit agendapunt was
de CAAR een notitie voorge
legd, waarin een uiteenzetting
werd gegeven van de wijze
waarop het Project Opvoering
Toegevoegde Waarde (OTW)
zijn beslag vindt binnen Rabo
bank Nederland.
In dit kader was onder meer
de vraag aan de orde in hoe
verre de consequenties van
het project uitwerking hebben
naar de aangesloten banken.
Deze vraag spitste zich toe op
het gegeven dat een aantal
functies binnen Rabobank
Nederland niet langer zal wor
den uitgeoefend, dan wel een
wijziging zal ondergaan. Een
aantal functionarissen volgt
thans een speciaal oplei
dingstraject, terwijl andere
functionarissen zijn ingedeeld
in de 'rotatiegroep'. Deze laat
ste categorie vormt een soort
uitzendbureau binnen Rabo
bank Nederland. De mede
werkers worden in beginsel
op tijdelijke basis ingezet in
vacante functies. De vraag
werpt zich hierbij op in hoe
verre na afronding van het
project medewerkers die niet
meer voor een functie bij
Rabobank Nederland in aan
merking komen, zullen wor
den aangesteld in vacante
functies bij aangesloten ban
ken, hetgeen de gewenste
doorstroming binnen de
Rabobankorganisatie nadelig
zou kunnen beïnvloeden.
In antwoord hierop werd van
de zijde van Rabobank Neder
land toegelicht dat een uit
gangspunt van het OTW-pro-
ject is dat de daaruit voort
vloeiende gevolgen in eerste
instantie binnen Rabobank
Nederland zelf dienen te wor
den opgevangen. Naast het
feit dat een aantal functies
niet langer zal worden uigeoe-
fend, bestaat een groot aantal
vacatures binnen Rabobank
Nederland. Met name wordt
beoogd om de vrijgekomen
functionarissen, die in het op
leidingstraject zijn opgeno
men, zodanig te trainen dat
zij na afronding van hun oplei
dingsperiode de bestaande
vacatures zullen kunnen op
vullen. Omdat het opleidings
traject nog enige tijd in be
slag zal nemen, dient te wor
den onderkend dat de door
stroming van medewerkers
van aangesloten banken naar
Rabobank Nederland voorals
nog beperkt is. Dit leidde tot
de opmerking vanuit de CAAR
dat dit in strijd lijkt met het
uitgangspunt van een maxi
male doorstroming binnen de
Rabobankorganisatie in het
kader van de Interne Arbeids
markt. Voorts rijst de vraag of
het nog zinnig is te achten de
vacatures bij Rabobank Ne
derland in het vacatureblad op
te nemen.
Van andere zijde uit de CAAR
werd opgemerkt dat de ASBR
in haar rapport inzake de In
terne Arbeidsmarkt in de
Rabobankorganisatie onder
meer heeft aanbevolen om
vraag en aanbod allereerst af
te stemmen binnen de indivi
duele vacaturebanken alvo
rens over de grenzen van de
regio zou worden gekeken.
Omdat Rabobank Nederland
haar eigen vacaturebank zou
krijgen, zou ook kunnen wor
den gesteld dat hiermee de
doelstellingen van de Interne
Arbeidsmarkt worden onder
schreven.
Mede naar aanleiding van de
kanttekeningen die van de zij
de van de CAAR bij de gevol
gen van het OTW-project met
name in het kader van de In
terne Arbeidsmarkt werden
geplaatst, werd van de zijde
van Rabobank Nederland me
degedeeld dat thans een eva
luatie wordt uitgevoerd inzake
de resultaten van de Interne
Arbeidsmarkt. Voorts zal een
evaluatie plaatsvinden van de
resultaten van de trajecten,
Verkort verslag van de
tweede vergadering van de
Centrale Adviesraad Ar-
beidsaangelegeheden
Rabobankorganisatie d.d.
20 maart 1984.
3