PERSONEELSVERLOOP
TOONDE LICHTE STIJGING
RABO-MEDEWERKER
WORDT OUDER
Het aantal uitdiensttredingen in 1983,
uitgedrukt in procenten van het aantal
medewerkers dat gemiddeld in dat jaar
bij ons in dienst was, noemen we het ver
looppercentage. Na drie achtereenvol
gende jaren waarin het verloop daalde
steeg het in 1983 weer enigszins.
De 'gemiddelde' medewerker van de
Rabobankorganisatie bestaat alleen in de
statistieken.
De lezer van dit Algemeen Sociaal Jaar
verslag is in 1983 ongetwijfeld een vol
jaar ouder geworden. Dat was niet het
geval met de doorsnee medewerker; die
werd een halfjaar ouder en bereikte daar
mee op 31 december 1983 de leeftijd van
30,8 jaar. Deze stijging is iets lager dan in
1982 toen het gemiddelde met 0,6 jaar
steeg.
8
WERKGELEGENHEID
Het verloop over 1 983 bedroeg
7,1 tegenover 6,7% in 1982.
Een deel van de uitdiensttredin
gen die daarin verwerkt zijn bekij
ken we in onze jaarcijfers altijd
apart, namelijk de ontslagen in
verband met het vinden van een
nieuwe werkkring in een ander
deel van de Rabobankorganisa-
tie. Dat 'overstappen' noemen we
de interne doorstroming tussen
aangesloten banken onderling,
aangesloten banken en Rabo
bank Nederland enz. Tellen we
deze interne doorstroming niet
mee dan komt het verloop over
1 983 uit op 5,9 eveneens een
kleine stijging ten opzichte van de
5,6% van 1982.
Al met al was er dus sprake van
herstel van het verloop, maar dan
nog wel in hele lichte mate.
In de in vorige jaarverslagen aan
gevoerde mogelijke oorzaken van
het toen dalende verloop vonden
in 1983 weinig wijzigingen
plaats. Zo laat de economische
gang van zaken in Nederland nog
steeds te wensen over, al zijn er
gelukkig ook aanwijzingen dat die
in '84 wat beter zal worden. In het
afgelopen jaar bleef het in elk ge
val moeilijk buiten onze organisa
tie een betere of zelfs maar een
andere baan te vinden.
Bij de aangesloten banken steeg
het totale verloop van 7,1 in
1 982 naar 7,6 in 1 983 (beide
percentages inclusief de door
stroming binnen de organisatie).
Zoals gebruikelijk namen de vrou
wen hiervan het belangrijkste
deel voor hun rekening met een
verloopcijfer van 9,7 (vorig jaar
9,0%).
De mannelijke collega's toonden
zich onveranderd honkvast met
slechts 4,8% uitdiensttredingen,
een te verwaarlozen stijging in
vergelijking met de 4,7% in
1982.
Als we de interne doorstroming
buiten beschouwing laten komen
de vrouwen uit op 8,9% en de
mannen op 3,2%.
Ook bij Rabobank Nederland en
de gelieerde instellingen was er
sprake van een zeer laag verloop:
het totaalcijfer bedroeg 4,9
hetzelfde als in 1982.
Bij de vrouwelijke personeelsle
den daalde het verloop zelfs van
8,9% in 1982 tot 7,5% in 1983.
Bij de mannen deed zich een
stijging voor met 0,6%, waar
door het overigens nog steeds
zeer lage vertrekcijfer van 3,8%
werd bereikt.
Gecorrigeerd voor de doorstro
ming worden de cijfers ook hier
uiteraard nog lager: vrouwen
7,2% en mannen 2,3%. Vooral
dit laatste percentage illustreert
de 'vastzittende' Nederlandse ar
beidsmarkt heel treffend.
Gezien het voorgaande is het niet
vreemd, dat de redenen om het
dienstverband te beëindigen niet
veel afwijken van die van vorig
jaar. Het 'vermijdbare' verloop
(waaronder wij verstaan vertrek-
redenen als arbeidsomstandig
heden, promotie en salarisverbe
tering) was een kwart lager dan in
1982. De belangrijkste reden
voor ontslagname - zwanger
schap/bevalling - steeg iets.
De vanwege de CAO verruimde
mogelijkheid om van de VUT-re-
geling gebruik te maken leidde
ertoe dat ruim 30 medewerkers
méér dan vorig jaar als reden
voor de uitdiensttreding 'pensio-
nering/VUT' opgaven.
W^^KÊÊÊÊM
Een verhoging met een halfjaar is
voor onze organisatie nogal veel.
In het verleden kenden we stijgin
gen die slechts 0,1 jaar bedroe
gen. De verklaring hiervoor is
eenvoudig: er komen veel minder
jonge collega's in dienst dan en
kele jaren geleden. Toen was een
groei met meer dan 1000 veelal
jonge medewerkers een gewone
zaak terwijl het hoge verloop
zorgde voor een flinke verversing
en verjonging van het perso
neelsbestand. De veranderde
omstandigheden zorgen er ech-