iets dat nog niet is. ditjes &datjes viseerde tot de oprichting van een centrale ondernemingsraad, in de volksmond COR genoemd. Voorzitter Mertens herinnert zich nog de lange discussies die binnen de commissie zijn gevoerd. 'Aanvankelijk be stond ook binnen de commissie nog ver schil van inzicht. Het heeft een hele tijd ge duurd voordat we unaniem met dit advies konden komen.' Bij het schrijven van de aanbeveling had den de commissieleden voortdurend twee punten voor ogen die gemakkelijk met el kaar in conflict konden komen: de Wet op de Ondernemingsraden en het behoud van het geharmoniseerde sociale beleid bin nen de Rabobankorganisatie. Dat beleid wordt door de besturen van de plaatselijke banken vastgesteld op basis van adviezen, die door de Raad van Beheer van de een- CAAR. trale bank worden gegeven. Aangezien 95% van de banken deze adviezen over neemt, is er sprake van een grote mate van harmonisatie. Het bestaan van ruim 200 zelfstandige ondernemingsraden (elk be drijf met meer dan 35 werknemers is ver plicht een ondernemingsraad op te rich ten), zou een zeker gevaar van disharmonie in zich kunnen bergen. De Wet biedt echter een instrument om dat gevaar te bezwe ren: de COR. Dit centrale orgaan 'stroom lijnt' immers de medezeggenschapstruc- tuur in die zin dat zaken die in de COR aan de orde worden gesteld, niet meer in een - plaatselijke - ondernemingsraad kunnen worden behandeld. Over deze aanbeveling ontstond binnen de organisatie een flinke deining, die volgens de heer Mertens deels gebaseerd was op misverstanden, deels ook op reële gron den. Het belangrijkste bezwaar van vooral de bestuurders en directeuren richtte zich op een noodzakelijke statutenwijziging. De COR zou immers een legitieme gespreks partner moeten hebben, die in de Wet wordt aangeduid met de term 'bestuurder'. Formeel bestaat zo'n centrale bestuurder niet in een coöperatieve vereniging. De commissie stelde daarom voor de hoofddi rectie van Rabobank Nederland als zoda nig te laten fungeren. De bestuurders van de aangesloten banken zouden bepaalde bevoegdheden moeten overdragen. Dat nu vond men een te grote aantasting van de plaatselijke autonomie. De gemoederen raakten danig in bewe ging. Zozeer zelfs dat de commissie nog heeft overwogen haar hele rapport maar terug te nemen. Dat is uiteindelijk niet ge beurd. 'Maar', zegt de heer Mertens, 'ik heb het voorstel niet te vuur en te zwaard verdedigd in de centrale kringvergadering, hoewel ik niet zou weten of het advies het niet gehaald zou hebben als het op een stemming zou zijn aangekomen. Nee, ik heb toen al snel - volgens sommigen té snel - gezegd: het is verstandig hierover geen uitspraak te laten doen. Als er zulke grote bezwaren leven, moetje het dan per se doorzetten? Laat de commissie haar huiswerk maar eens overdoen en een alter natief uitwerken.' De studiegroep toog wederom aan het werk en kwam in augustus 1 982 met dat alternatief. Naar aanleiding van alle voor gaande discussies constateerde zij dat het uitgangspunt van de medezeggenschap was aanvaard, de vormgeving daarvan op centraal niveau echter niet. 'De voorkeur lijkt daarom vooralsnog te worden gege ven aan een zekere mate van 'sturing' op basis van vrijwilligheid zonder aantasting van de bevoegdheden van aangesloten banken en plaatselijke ondernemingsra den. Een dergelijk systeem zou beter aan sluiten bij het karakter van de Rabobankor ganisatie, die immers kan worden geka rakteriseerd als een gedecentraliseerd sa menwerkingsverband zonder hiërarchi sche lijnen,' zo staat in het rapport te lezen. Het alternatief, dat de commissie arbeids verhoudingen aanbood was de Centrale Adviesraad Arbeidsaangelegenheden Rabobankorganisatie, kortweg CAAR ge noemd. Wederom werd over dit voorstel pittig gediscussieerd. En uiteindelijk be tuigde op 10 november 1 982 de Centrale Kringvergadering haar instemming met het rapport. De vorm van medezeggen schap, zoals deze in de CAAR is uitge werkt, sloot volgens de meesten goed aan bij de overlegstructuur, die een wezens kenmerk van een coöperatieve vereniging is. Ook het merendeel van de onderne mingsraden heeft zich daarna akkoord ver klaard met de instelling van de CAAR, al blijft een vrij groot deel van deze raden van mening dat de CAAR slechts een tussen stap kan zijn op weg naar een COR. De CAAR gaat de Raad van Beheer advise ren over kwesties die het gehele terrein van het sociale beleid bestrijken. Hoewel een juridische grondslag ontbreekt en de ad viezen op vrijwillige basis dienen te worden opgevolgd, is de heer Mertens ervan over tuigd dat de reële medezeggenschap in de CAAR niet minder zal zijn dan in een COR. 'De belangrijkste bevoegdheid van de CAAR, namelijk het adviseren, is ruimer dan bij een centrale ondernemingsraad het geval zou zijn geweest.' Dat de adviezen van de CAAR niet bindend zijn acht de heer Mertens geen bezwaar: 'In de praktijk zal het niet veel verschil uitmaken'. Hoewel ik geloof dat deze vorm van de CAAR hier en daar wel wat wijzigingen kan ondergaan, heeft dit instituut toch zeker potentie. Be langrijk is dan wel dat er zich een vertrou wen ontwikkelt naar die CAAR toe,' aldus de heer Mertens, die er aan toevoegt dat dat vertrouwen in grote mate zal afhangen van de mensen die in de CAAR gekozen worden en van de manier waarop er ge werkt gaat worden, Wie heeft fotomateriaal betreffende volks gebruiken en armoedige leefomstandighe den op platteland tussen 1900 en 1925? Voor telefonische reacties: Raboband (030) 362396.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1983 | | pagina 9