Het rijke verleden vai
De heren worden hartelijk bedankt. Met het produceren van vijf
rapporten kunnen ze hun werk ais beëindigd beschouwen. Huide
voorts voor de wijze waarop zij zich van hun taak hebben ge
kweten. Was getekend: de Rabobankorganisatie.
De commissie arbeidsverhoudingen is niet meer. De twaalf leden
- beheerders en directeuren van plaatselijke banken en
vertegenwoordigers van Rabobank Nederland - gaan weer ieder
huns weegs. Een lustrumviering zat er niet in, al scheelde het
niet veel.
De heer Mertens (r) draagt de voorzittershamer van de Raad van Beheer over aan opvolger Van Verschuer.
?OR en
Eind 1978 werd tijdens de 25e
Centrale Kringvergadering een
studiegroep geïnstalleerd, die de
naam commissie arbeidsverhoudingen
kreeg opgespeld. Al in december van dat
zelfde jaar orakelde het maandblad Rabo
bank dat de resultaten van de studie bepa
lend zouden zijn voor het toekomstige so
ciale klimaat binnen de organisatie. Het
was een voorspelling waar niemand zich
een buil aan kon vallen. De commissie had
immers de opdracht gekregen zich over
een drietal uiterst actuele en belangrijke
vraagstukken te buigen: het arbeidsvoor
waardenbeleid, de medezeggenschap in
het kader van de Wet op de Onderne
mingsraden en de plaats van het personeel
ten opzichte van en wellicht in de bestuurs
colleges van coöperatieve banken. Over
de kwestie van de arbeidsvoorwaarden
kunnen we kort zijn. De commissie deed in
een rapport gedagtekend februari 1980 de
aanbeveling toe te treden tot de landelijke
CAO voor het bankbedrijf. Vlot volgde het
merendeel van de banken in 1981 dit ad
vies op, zodat momenteel praktisch alle
personeelsleden onder de werking van die
CAO vallen.
Nog puntiger kunnen we berichten over
het werknemerselement in deverenigings-
rechtelijke structuur - het onderwerp van
de derde opdracht in augustus 1 982
bracht de commissie hierover rapport uit.
De strekking was: afwachten wat er in de
rest van de coöperatieve wereld wordt ge
daan. Het is niet verstandig als bank hierop
vooruit te lopen.
Anders ligt het met de problematiek van de
meest wenselijke medezeggenschap-
structuur. Tijdens de behandeling van dit
onderwerp op de 37e Centrale Kringverga
dering (oktober 1981) constateerde de
heer C. G. A. Mertens, die als toenmalige
voorzitter van de Raad van Beheer de be
raadslagingen van de commissie leidde,
'dat binnen de organisatie grote belang
stelling bestaat voor deze materie'. Hij
drukte zich voorzichtig uit.
In dezomervan 1 981 kwam de commissie
arbeidsverhoudingen met haar vol span
ning tegemoet geziene aanbeveling. Zij ad-