gaan knippen, want doel van onze tocht is de Aldfaers Erf route, die wordt beheerd door een stichting waarvan de heer Kooij- man voorzitter is. Openluchtmuseum In de piepkleine gehuchten Exmorra, Allin- gawier, Ferwoude en Piaam staan in totaal acht gebouwen, die allemaal in authentie ke staat zijn teruggebracht en ingericht met een complete inventaris van honderd jaar geleden. Te zamen geven zij een tref fend beeld van het Friese plattelandsleven aan het einde van de vorige eeuw. Dit erf deel van de voorvaderen, zoals de Neder landse vertaling luidt, ligt in zuid-west Friesland. Om precies te zijn in de driehoek die wordt gevormd door de plaatsen Bols- ward, Makkum en Workum. 'Op slechts enkele kilometers van elkaar, zodat zij zon der veel rijden op een middag of hele dag kunnen worden bezocht,' aldus de toeris tenfolder, waarin elders nog eens nadruk kelijk vermeld staat: 'met elkaar een gelief de bestemming voor een dagje uit.' 'Het is een soort openluchtmuseum. Maar dan niet zoals in Arnhem, waar een hele boel historische bouwsels uit alle delen van het land bij elkaar zijn gezet. Nee, hier zie je een boerenhofstee, grutterswinkel annex dorpsschool, timmermansbedrijf, daglonershuisje, drabbelkoekenbakkerij en kerkje in hun natuurlijke omgeving. Je stapt het erf op en het lijkt net of je op be zoek komt bij mensen dieeral honderd jaar wonen en er nooit iets hebben veranderd,' zegt Kooijman enthousiast. Tegen het hek van de boerderij de Izeren Kou staat de fiets van de gruttersjongen. Het is alsof hij naar binnen is gegaan om zijn bestelling af te geven. In de timmermanswerkplaats ligt het ge reedschap nog her en der verspreid. Is de baas in de keuken aan het schaften? Ook het klaslokaal ligt er verlaten bij. De boeken en schriften liggen netjes op de planken gestapeld. De bel is allang gegaan, de kinderen helpen hun vader bij het mel ken van de koeien. Binnenskamers is het allemaal zo waar heidsgetrouw en compleet ingericht, dat het klaar is voor direct gebruik. De keuken bijvoorbeeld. Je kunt er zo een Fries smul- maal bereiden. Rikke ribkes mei sürkoal en stienparkes, om maar eens iets te noemen. Toen Yde Schakel aan het eind van de jaren zestig enkele pandjes aankocht en restau reerde kon hij in de verste verte niet be vroeden dat zijn initiatief eens zou uit groeien tot een grote toeristische attractie. Met zijn ietwat trage, haast lijzige stem vertelt Schakel zijn levensverhaal, dat doorspekt is met friesismen. Het is een successtory in de trant van 'Van kranten jongen tot krantemagnaat'. ■■bb Een opstel als aanleiding Na de ambachtsschool in de leer gegaan bij een wagenmaker, daarna - 27 jaar ge leden was dat - de timmermanszaak van zijn toenmalige baas overgenomen. De handkar was er bij inbegrepen. In twintig jaar tijd wist hij de zaak op te bouwen tot een groot aannemers- en restauratiebe- drijf, waar nu 240 mensen werken. Zeven jaar geleden verkocht hij het aan een inter nationaal opererend bouwbedrijf, waarvan hij momenteel adviseur is. Indertijd kocht hij een klein vervallen ge bouwtje in Exmorra. Op die plaats wilde Schakel een pakhuis neerzetten. Bij het slopen vond hij ergens achter een schot een stukje papier. Hierop bleek ene Auke Postma honderd jaar geleden een opstel te hebben geschreven. Wat er toen in het binnenste van Schakel gebeurde, is niet te omschrijven. Maar het overkomt iedereen wel eens. Hij werd er zó door gegrepen, dat hij besloot het ge bouwtje weer helemaal in oorspronkelijke staat te herstellen. Glorieus staat nu in Ex morra het grutterswinkeltje annex dorps school. In hetzelfde pand heeft - in een ruimte tussen de winkel en het klaslokaal - ook nog een origineel 'drankorgel' een plekje gekregen. Een fraaie plaats, dat moet gezegd. In de loop der jaren verza melde Schakel meer van dergelijke oude huizen om geheel te restaureren, omdat hij naar eigen zeggen 'toch verder geen hob by's had'. Tot zeven jaar geleden was het zijn privé- bezit. Het kostte hem handen vol geld, te meer daar de toeristen in steeds groteren getale zijn verzameling gingen ontdekken. Subsidie kreeg Schakel niet. Toen hij in 1 977 kenbaar maakte de huizen te willen gaan verkopen, werd in allerijl een stich ting opgericht door mensen die dit niet over hun kant wilden laten gaan. De heer Kooijman was een van hen. De stichting huurde het voor een periode van twee jaar met eerste recht van koop. Kooijman en de zijnen hebben toen al hun talenten aange wend om op tijd de benodigde financiën bij elkaar te krijgen. Ze klopten ook bij de Frie se Rabobanken aan. Daar vonden zij een gewillig oor. Een eenmalige bijdrage van 20.000 gulden was het resultaat. De Friese Rabobanken hebben er goed aan gedaan. In 1 979 legden een kleine 65 000 mensen de Aldfaers Erf route af, in 1 982 was dit aantal al meer dan verdubbeld. Daarmee is dit project een van de grootste toeristische trekpleisters van Friesland ge worden.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1983 | | pagina 17