Het innerlijk achter de uiterlijkheden.
Bank haalt opdrachten uit historie.
'Hé, u schrijft zonder naar het
papier te kijken.' Eerlijke verwondering en
begrip houden elkaar in evenwicht bij de
opmerking. Nog nooit eerder gedurende een
jarenlange interview-ervaring heeft iemand er
iets over gezegd. Dit kan nauwelijks toeval zijn. De
gesprekspartner van het moment observeert scherp.
Geamuseerde pretlichtjes achter de brilleglazen. Scherp
gesneden gezicht en krijgshaftige snor ter bekroning van de
zachte mondhoeken. Dan weer die trouwhartige blik.
Vorsend, nieuwsgierig, belangstellend. De stem heeft iets
aandoenlijks, kordaat en weifelend tegelijk. Tegenspraak en
tegenstrijdige elementen in overvloed. Alsof een innerlijke
stem voortdurend fluistert: 'Flink zijn, Pieter' tegen iemand
die het liefste aarzelend door de dagen zou scharrelen.
Beeldhouwer Pieter de Monchy
plukt maar weer eens in z'n be
faamde snor. 'Of zullen we ginds
gaan zitten?' Als een bedrijvig baasje gaat
hij met een waterketeltje aan de gang. Ook
tijdens de koffie behoudt het vraaggesprek
z'n tamelijk oppervlakkig en vrijblijvend ka
rakter nog. Wat vooral opvalt zijn de geba
ren, een blijvend bewegen van pratende
handen die me sympathiek zijn. Ze model
leren en boetseren, een voortdurend ge-
frommel van vingers. Af en toe is het net of
een denkbeeldige klomp klei met een paar
van zulke nonchalante klapjes in z'n uitein
delijke vorm wordt geduwd. De Monchy
zelf heeft er geen erg in, het kneden in
zachte klei is al jaar en dag een tweede na
tuur. Waar anderen met beitels driftig
stukken weerbarstige steen weghakken,
geeft hij de voorkeur aan de soepele
kneedbaarheid van vochtige klei. 'Van de
definitieve kleivorm,' klinkt het docerend,
'wordt een afgietsel gemaakt in gips. Tot
het moment van afgieten moet klei vochtig
blijven. Zo krijgen we dan een mal waarin
het brons gegoten wordt. Kijk maar.' Als
een tovenaar wikkelt hij een lap plastic los
rond een vormeloze homp klei. 'Het is nog
niks nu, maar 't moet wel wat worden, en
dat wordt het ook wel. Een fijne kop, al
wordt hij postuum gemaakt. Zoiets gaat
toch voor me leven. Net of zo'n man hier lij
felijk aanwezig is, hoewel ik me met wat
schamele foto's behelpen moet. Voor
mensen die poseren is het een hele ge
waarwording. Uit mijn geknoei zien ze
langzaam iets groeien.' De kop in aanbouw
wordt weer zorgzaam toegedekt. 'Het liefst
zou ik - maar overdrijf dat nou niet - na
tuurlijk helemaal vrijuit willen werken. Dit
metier heeft helaas het nadeel dat het zo
gruwelijk geldverslindend is. Dus ben je
aangewezen op opdrachten en in verband
daarmee staan beperkingen die men zich
De contacten tussen de Rabobankorganisa-
tie en beeldhouwer Pieter de Monchy gaan
terug tot de jaren zeventig. Toen opende de
Rabobank Amstelveen officieel een nieuw
hoofdkantoor. De gedachten gingen - als zo
vaak - uit naar de aanbieding van een herin
nering waar heel de gemeenschap wat aan
had. Maar indien mogelijk moest ook de his
torische relatie tussen bank en gemeen
schap onderstreept worden. En zo ontstond
in zekere zin als symbool het beeldje van de
turftrapster. Tijdelijk'geplaatst naast de in
gang van het bankgebouw, houdt het mo
numentje de herinnering levend aan de
periode waaraan Amstelveen zijn naam
ontleent. Vanaf haar standplaats volgt de
turftrapster nu alweer sinds eind 1979 de
ontwikkelingen in het 'oude dorp' van dag
tot dag. Het aantal beelden van de hand van
Pieter de Monchy in diens woonplaats
kwam aldus op vier. Hoezeer het een meter
hoge figuurtje door haar omgeving wordt
gewaardeerd, bleek toen carnavalsvereni
ging de Turftrappers hun vrouwelijke colle-
ga-in-brons onderscheidden met een turf,
als ereteken van de vereniging.
Circa een jaar na de Amstelveense feeste
lijkheden onderstreepte de Rabobankorga-
nisatie het eeuwfeest van de Amsterdamse