ties goed zal blijven functioneren. Vrijwel niemand heeft in de gaten dat luchthartige opmerkingen als 'O, alles gaat zo z'n gan getje' in werkelijkheid een totaal andere betekenis bezitten. Tussen het gevoel te zijn buitengesloten, achter te raken en een 'het zal mijn tijd wel duren'-houding ligt vaak niet eens zo'n grote afstand. Hoe formuleerde de stem aan de telefoon het ook alweer? 'De zaak is volgens mij on voldoende bespreekbaar. Niemand gaat na wat de werknemer van middelbare leeftijd nog kan en wil, maar het is in wezen te dol dat uitsluitend op grond van hun leeftijd mensen zomaar uitgerangeerd worden.' Hij wil doelbewust het probleem nu eens aanhangig maken. 'Ik kan me heel goed voorstellen dat genoeg mensen van 45 jaar of daaromtrent hun stekkie wel gevonden hebben. Anderen zullen bang zijn voor hun hachje, maar er moeten best ook collega's zijn die net zo'n kriebelig gevoel hebben. Ik zou de gok om alle schepen achter me te verbranden wel durven nemen. Je moet er niet te licht over denken. Natuurlijk is het een hele overstap, ook voor het gezin. De ware omvang van dit volgens mij veel voor komend probleem wordt onvoldoende be seft omdat de meeste mensen er liever geen mond over open doen. Maar welk be drijf is ermee gebaat als het personeel zo'n vijftien jaar gaat zitten wachten op de leef tijd voor vervroegde uittreding of pen sioen? Ik ben van mening dat het kosten aspect trouwens ook wel meevalt als je re kening houdt met de ervaring die ouder personeel meebrengt. Voor collega's die in de assurantiehoek werken geldt het nog veel minder. Bij het opbouwen en uitbrei den van een assurantieportefeuille bezor gen zij de bank provisie-inkomsten die jaarlijks als het ware automatisch weer binnen komen. Daarmee vergeleken liggen de zaken in de financjeringshoek heel wat ongunstiger. Daar moet men het telkens en uitsluitend hebben van nieuwe posten.' Met de handen over elkaar In nauwe samenhang met het vorenstaan de mag Raboband trouwens ook best eens wat aandacht schenken aan een ander aspect: 'Waarom zijn Rabobanken tegen over elkaar toch zo zwijgzaam als het over uitwisseling van ervaringen en problemen gaat? Ik begrijp wel waarom er van een ge biedsafbakening sprake is. Maar je kunt die ook zo ver doordrijven dat het op be krompenheid gaat lijken. Waarom is men niet wat mededeelzamer over de afzonder lijke problemen waarmee men te kampen heeft? Er zijn in de naaste omgeving mis schien mensen wier ervaring bruikbaar kan zijn bij het oplossen van bepaalde moeilijk heden. Je zou dat moeten stimuleren, maar als ik vakgenoten van buurbanken weieens op periodieke besprekingen ont moet, dan ontwijken de meesten toch het liefst suggesties op dat terrein. Waarom vertel je elkaar niets over marktaandelen die onder druk staan of over vorderingen die er dank zij een bepaalde actie zijn ge maakt? Als wij met een probleem te maken krijgen op onze bank dan ben ik wel be nieuwd te weten of men daar elders ook last mee heeft. In plaats daarvan heb ik het gevoel dat we ons teveel blind staren op het gegeven dat we het over het algemeen toch zo leuk doen. Ik blijf me afvragen of dat wel zo gezond is. Consolideren, met de handen over elkaar zitten - het is maar frustrerend. Je moet de krachten bunde len, wakker blijven, ledereen optimaal in zetten. Dat laatste vooral.'

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1983 | | pagina 22