De blauwe kolom. Maandelijks orgaan voor het personeel van de Rabobanken Jaargang 9 nummer 3 maart 1983 Bij de voorplaat: Redactieraad: mr. Jan R. Haverkamp, voorzitter (Rabobank Nederland) mr. Gerard Meijs, plv. voorzitter (Rabobank Nederland) Wil Botting (Vlissingen) Sievert Hekman (Baflo) Joop Keuning (Renkum) Henny Krist (Dalen-Coevorden) Jos. Paulussen (Merkelbeek) Yvonne Verdonk (Hengelo-O.) Ger Wijbrandts (Enkhuizen) Redactie: Wim G. M. Aerts drs. Cok de Zwart Bureauredactie: Karei de Mol Redactieadres: Postbus 8098 3503 SE Utrecht telefoon (030) 36 23 96 of 36 28 94 Abonnementen administratie: telefoon (030) 36 26 91 Vormgeving en druk: Hoonte-Holland, Utrecht Correspondenten: Jo Boesewinkel (Someren) Frans Broos (Venray) Johan Hegeman (Hellendoorn-Nijverdal) Frans van Hoof (Valkenswaard) Theo ter Horst (Hazerswoude) Arie den Hoed (Lopik) Rene Kuzee (Bergambacht) Ruud van Nistelrode (Veldhoven) Fred Tuurenhout (Schipluiden) Huub Vanhommerig (Kerkrade) Bert Westra (Voorschoten) Henk de Wolf (Amstelveen) Een uitgave van Rabobank Nederland raboband De duikvlucht van het besteedbare inkomen (foto: Theo Ton v. DiejenJ zie pagina 20 e.v. De laatste paar dagen heb ik weer een snufje uit de sfeer van zo'n 25 jaar geleden kunnen opdoen. De aanleiding is niet belangrijk, maar hij bracht mee, dat ik oude jaargangen van de Raiffeisenbode en de Maandelijkse Mededelingen doorkeek. Zo heetten vóór de grote fusie van 1972 de bladen van de Utrechtse en Eindhoven- se organisatie. Het was een boeiende bezigheid: je herkende als het ware je eigen nestgeur, zowel aan de onderwerpen als aan de wijze waarop die werden geschreven. Toch wel een verschil met nu, denk je dan. Omdat het mijn eigen nestgeur is, kan ik niet helemaal objectief zijn, maar ik geef toch maar mijn indruk van het verschil weer. Vroeger ging het wat gemoedelijker toe onder ons, moeilijke onderwerpen werden in huis-tuin- en-keukenwoorden zo goed en zo kwaad ais dat ging uitgelegd. Men had kennelijk niet de gedachte voor vakgenoten te schrijven, maar enkel voor een min of meer be sloten 'eigen-kring' (typische term uit die tijd), die je bekend was en die je nastond. Het coöperatieve karakter van onze organisatie leefde, zonder dat dat uitgelegd hoefde te worden. Je haalde er eenvoudig een kenmerk uit naar voren, b.v. het geza menlijk in eendracht voor geheel en enkeling werken, en het klikte blijkbaar. De ge dachten van Raiffeisen en andere coöperatieve voormannen hadden we in stereo type bewoordingen vlot bij de hand. Met de tijd is dat toch wel veranderd. Ja, onze eigen Raboband heeft gelukkig nog volop die persoonlijke 'vriendenkring' toets, maar over het algemeen is in wat er bin nen onze organisatie geschreven wordt de toon duidelijk verschoven. Die is abstrac ter en afstandelijker geworden. Problemen moeten immers grondig bekeken wor den, ze zijn ook zo veelvuldiger en ingewikkelder dan twee, drie decennia geleden. Zelfs een populair-wetenschappelijke uitleg blijft de sporen van de bestudering dra gen, want om het te begrijpen moeten we zware, al dan niet gangbare termen bezi gen. Kortom, een zekere verzakelijking was onvermijdelijk. Ook al omdat de groep 'hoorders en lezers' (de term is: doelgroep) enorm uitdijde. De vroeger min of meer in tieme 'eigen kring' is doordat we de leus 'bank voor iedereen' gingen voeren uit de woordenschat verdwenen. Nuchter, zakelijk benaderen uit voornamelijk econo misch- en financieeldeskundig gezichtspunt werd ongemerkt het richtsnoer voor onze aanpak. Want de huidige generatie en vooral de jongeren willen immers kort en krachtig weten waar het op staat: geef ons de feiten en we vormen zelf wel een oor deel. Dat dachten we (terecht?). Die ombuiging naar het meer afstandelijke is op zichzelf begrijpelijk en nuttig ge weest. De enorme schaalvergroting ook in onze organisatie bracht het als vanzelf mee. Maar toch, helemaal tevreden laat het mij niet. Want zo'n aanpak, vanuit de theoretische, verstandelijke hoek, zal de 'doelgroep' - zeg maar de Rabokring - op een gegeven ogenblik op de gedachte brengen: wat wil zo'n schrijver daar nou eigenlijk mee, hoe voelt hij zelf dit aan, uit welke motieven komt zijn verhaal voort? Het antwoord blijft meestal ondergesneeuwd in de afstandelijkheid. Maar ondertus sen komen, naar mijn indruk, zulke vragen tegenwoordig veel meer op dan in het re cente verleden, bij jonge mensen en bij de ouderen. Vermoedelijk werkt de ongunst der tijden dat mee in de hand. Voor ons als Rabobankorganisatie een zaak om zeer attent op te zijn; want: we kunnen er ook wat aan doen! Natuurlijk moet dat anders dan 25 jaar geleden. Maar onze enorm rijke en levende 'coöperatieve traditie' - hoe moeilijk ook precies te definiëren - kan ons een duide lijk standpunt wijzen als het gaat om het 'waarom' en het 'waartoe' van ons hande len op gewichtige punten. Daardoor zal de achtergrond van dat handelen meer kleur krijgen, we zullen ons telkens in reliëf en perspectief kunnen tonen! Toegegeven, dat van die coöperatieve traditie lijkt wat vaag te klinken. Vroeger viel je meteen heel stoer met de 'coöperatieve beginselen' in huis. Maar niemand bestrij- de me, dat uit die traditie genoeg aan actuele waarde is te putten! Doe dat maar in eigen woorden, als de oude zegswijzen versleten lijken. Op zo'n wijze kunnen we naast onze beredeneerde logische kijk op een kwestie, ook laten blijken hoe we het 'aanvoelen'. Dat laatste hoort er bij en de huidige samenleving heeft er groeiende belangstelling voor. Heb ik gelijk of niet? JRH

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1983 | | pagina 2