De
blauwe
kolom.
Maandelijks orgaan voor het personeel
van de Rabobanken
Jaargang 9 nummer 2
februari 1983
Bij de voorplaat:
Redactieraad:
mr. Jan R. Haverkamp, voorzitter
(Rabobank Nederland)
mr. Gerard Meijs, plv. voorzitter
(Rabobank Nederland)
Wil Botting (Vlissingen)
Sievert Hekman (Baflo)
Joop Keuning (Renkum)
Henny Krist (Dalen-Coevorden)
Jos. Paulussen (Merkelbeek)
Yvonne Verdonk (Hengelo-O.)
Ger Wijbrandts (Enkhuizen)
Redactie:
Wim G. M. Aerts
drs. Cok de Zwart
Bureauredactie:
Karei de Mol
Redactieadres:
Postbus 8098
3503 SE Utrecht
telefoon (030) 36 23 96
of 36 28 94
Abonnementen
administratie:
telefoon (030) 36 26 91
Vormgeving en druk:
Hoonte-Holland, Utrecht
Correspondenten:
Jo Boesewinkel (Someren)
Frans Broos (Venray)
Johan Hegeman (Hellendoorn-Nijverdal)
Frans van Hoof (Valkenswaard)
Theo ter Horst (Hazerswoude)
Arie den Hoed (Lopik)
Rene Kuzee (Bergambacht)
Ruud van Nistelrode (Veldhoven)
Fred Tuurenhout (Schipluiden)
Huub Vanhommerig (Kerkrade)
Bert Westra (Voorschoten)
Henk de Wolf (Amstelveen)
Een uitgave van Rabobank Nederland
raboband
Bankieren in Finland
(zie pag. 7)
Met rode oortjes las je vroeger als jongen een boek als 'De schaapherder'. Ja, zo'n
Jan van Schaffelaar met al die vrienden en vijanden, die maakten nog eens iets mee.
Trouwens, die middeleeuwen met hun kastelen, toernooien, heldendichten en ro
mantische pracht en praal, spraken toch al tot je verbeelding. Als de onderwijzer er
over vertelde, had hij geen kind aan de klas.
Maar de werkelijkheid? Inmiddels geacht op rijpere leeftijd te zijn aangekomen heb
ik gelezen wat Barbara W. Tuckman in 'A distant mirror' over de 14e eeuw aan het
licht brengt. De rode oren heb ik nog, maar ik weet ook: zelden is er zo'n rampzalige
eeuw geweest. Alsmaar oorlog, moord en doodslag, honger en ontbering. De zwarte
dood, de pest, begon in 1284 en heeft in de volgende eeuw letterlijk de hele Europe
se bevolking gedecimeerd. Geen beste, geen vrolijke eeuw om in te leven.
In die tijd was er een dichter die het geld nog mysterieuzer vond dan de pest. Van
hem is de beroemde versregel bewaard gebleven:
'Munten en geld, het zijn heel vreemde dingen.
Ze gaan als maar op en neer en niemand weet waarom.
Als je wilt winnen, hoe hard je ook probeert, verliezen doe je toch'.
En eigenaardig, de in 1368 op de Franse troon gekomen koning Karei kreeg de bij
naam 'de Wijze', o.a. omdat hij een geleerde opdracht gaf de theorie van stabiel geld
'in eenvoudige taal' uit te leggen. De eeuw had dus toch zijn lichtpuntjes, al is bij mijn
weten het effect van de eenvoudige uitleg inmiddels wel weer verloren gegaan.
Geld is in ieder geval een 'vreemd ding' gebleven, hoe geleerd we ook zijn geworden.
Zeker het afgelopen jaar heeft dat geld ons bankbedrijf weer voor heel wat verrassin
gen doen staan; onprettige en ook een paar prettige. De rente daalde in ieder geval
uit de ijle hoogte neer tot een 'leefbaarder' niveau. Maar wie dit nu eens even heel
duidelijk wil verklaren, moet toch wel bijzonder wijs zijn. Wie durft trouwens te zeg
gen, dat we met het stabiele in geldzaken thans zo heel veel verder zijn dan in de tijd
van die wijze koning Karei?
In deze en de komende maanden wordt op onze kantoren aan de jaarverslagen ge
werkt. De cijfers komen althans binnen. Routinematig vergelijken we ze met die van
het vorige jaar en het jaar daarvoor. Dat kan dan mee- of tegenvallen, afhankelijk van
de verwachtingen die je had. Zo'n vergelijking is een goed middel om de vinger aan
de pols te houden. Mits we er ons ook weer niet blind op staren! Want wie een beetje
historisch besef heeft - en de Rabobankorganisatie die al de hele 20e eeuw mee
loopt, mag dat toch wel hebben - weet dat ook in het geldbedrijf de goede en minder
goede perioden elkaar afwisselen. Hoe en waarom? Dat is nog even mysterieus als
de pest was in de 14de eeuw, al weten we er nog zo veel van te zeggen. Op zichzelf is
zo'n mee- of tegenvallend jaar of zelfs een reeksje van zulke jaren dan ook niet op
zienbarend.
Waar het vooral op aankomt is, dat we als bank het 'op en neergaan' van het geld in
enig jaar, beter nog over een veel langere periode, zodanig weten bij te houden, dat
onze eigen vermogenspositie, onze solidariteit, ook verhoudingsgewijs door tijden
van sterke of geringe groei heen sterk blijft. Winst door groei of expansie is niet altijd
in dezelfde mate mogelijk, maar die middeleeuwse dichter had ongelijk, datje met
geld 'toch altijd verliest'. Want wie in enig jaar, ondanks soms tegenvallende verlies
posten en afgenomen groei, per saldo een minstens even sterke eigen vermogens
positie heeft overgehouden, mag zo'n jaar allerminst 'verloren' bestempelen. Het is
'winst' als je zo'n jaar onverzwakt blijkt te zijn doorgekomen!
Alle tekenen wijzen erop, dat onze organisatie als geheel dit volmondig zal mogen
beamen als ze straks haar definitieve jaarcijfers ziet. Dat is dan het resultaat van
hard aanpakken, bewust en gericht (u weet dat wel), maar daarom juist een resul
taat, dat vertrouwen geeft voor 1983 en volgende jaren, wanneer dat geld ook wel
'op en neer' zal blijven gaan. JRH