Berichten
van een
buitenstaander.
Henk Thierry is sinds 1976
hoogleraar in de arbeids- en
organisatiepsychologie aan de
Universiteit van Amsterdam.
Hij is een wetenschapper die er
niet van houdt om binnen de
vier muren van zijn warme
studeervertrek allerlei
schitterende, maar
wereldvreemde theorieën te
bedenken. Thierry is iemand
die veel praktisch onderzoek
verricht in een groot scala van
bedrijven om met de op deze
manier opgedane
ervaringsfeiten zijn
wetenschappelijke theorieën
over het wel en wee van
organisaties goed te kunnen
onderbouwen.
Hij is niet alleen geïnteresseerd in
de grote lijnen volgens welke pro
cessen in een organisatie verlo
pen, maar ook - en vooral - in het individu,
dat in het complexe bedrijfsleven zijn bo
terham moet verdienen. Centraal bij hem
staat de vraag hoe de mens in een organi
satie zodanig kan functioneren dat hij zich
zelf daar niet alleen happy bij voelt, maar
ook effectieve prestaties kan leveren.
Daarom verricht hij in het bijzonder veel
onderzoek naar verschillende vormen van
medezeggenschap, beloningssystemen en
leiderschapsverhoudingen, terwijl ook
ploegenarbeid en arbeidsmotivatie hoog
op de onderzoekslijst staan genoteerd.
Ideeënbus als toegevoegd systeem
'Mijn toon is helemaal niet ondersteu
nend,' antwoordt hij op de vraag of hij als
expert zijn licht eens wil laten schijnen over
het fenomeen ideeënbus. In de loop van
het gesprek blijkt hij zich te ontpoppen als
een ware advocaat van de duivel.
'Een zeer belangrijke vraag is: waarom ga
je door middel van een ideeënbussysteem
apart dingen vragen over het werk? Hoort
dat nadenken er eigenlijk niet bij? Wanneer
je deze vraag voorlegt aan een directeur,
dan zegt-ie: natuurlijk. Het middenkader
geeft als antwoord: 't Is mijn taak, ik word
ervoor betaald. De ideeënbus is er dus ken
nelijk voor het lagere personeel. Ik denk dat
daar de oorsprong van de ontwikkeling van
ideeënbussystemen ligt: Kennelijk werd en
wordt er niet van je verwacht om over je
werk na te denken. Dat komt omdat het
werk in veel gevallen daartoe ook geen
aanleiding geeft, het is routinewerk en
vergt weinig zelfstandige beslissingen.
Maar ik denk ook dat we in het verleden
fouten hebben gemaakt, ja ook nu nog ma
ken. Niet alleen in het opzetten van organi
saties, maar ook in het ontwerpen en in
houd geven van een heleboel taken en
functies. In de praktijk ontaardt het onder
scheid tussen voorbereidende functies en
uitvoerende functies heel vaak in een
scheiding. Voor het lager personeel, dat
een uitvoerende taak heeft, is en was het
helemaal niet zo gebruikelijk, zo normaal
als voor werknemers op midden- en hoger
niveau, om na te denken over het werk.
Tegenwoordig hebben we het veel over
taakverruiming en -verrijking, dat juist ge
richt is op het nadenken over je werk, ge
bruik maken van je capaciteiten en vaar
digheden. Ik vraag me af of het ideeënbus
systeem in deze gedachte past. Kun je door
een toegevoegd systeem als een ideeën
bus datgene wat mensen kennelijk niet ge
woon vinden - namelijk om met ideeën en
voorstellen te komen - kun je dat echt van
gen? Probeer je niet iets met een soort
hulpsysteem te vangen, wat eigenlijk in het
hoofdsysteem zou moeten?'
Conflictstof te over
Het is duidelijk dat professor Thierry de
ideeënbus beschouwd als een soort aspi
rientje: je haalt er wel de pijn mee weg,
maar je lost eigenlijk het ware probleem
niet op. Hij meent dat een bedrijf met het
binnenhalen van een dergelijk systeem te
weinig aandacht schenkt aan de oor
sprong van de problematiek van de indivi
duele inbreng. Uit de aard van zijn weten
schappelijk onderzoek blijkt wel dat hij
hieraan bijzonder veel waarde hecht. Orga
nisaties worden gedragen door een collec
tief van individuen die allen een eigen iden
titeit hebben en een persoonlijke bijdrage
moeten kunnen leveren aan het functione-