r Twijfelgevallen Voor de programmamakers wellicht het leerzaamst is de categorie uitspraken waarover de meningen van het onder vraagde kijkerspubliek sterk uiteenlopen. Dit lijstje biedt onderstaande aanblik: - De informatie die Bank in Beeld over een onderwerp geeft, is alleen zo zinvol indien die gekoppeld wordt aan schriftelijke, maar gedetailleerde informatie over dat zelfde onderwerp. - De informatie over een onderwerp is ge woonlijk voldoende om in de praktijk te kunnen handelen. - De behandeling van de onderwerpen is doorgaans nogal oppervlakkig. - De interviews zijn vervelend. - In de praktijk gaan de meeste dingen heel anders dan verteld wordt. - Zes keer Bank in Beeld per jaar is te wei nig. - De onderwerpen in Bank in Beeld zijn ge woonlijk maar voor een kleine groep men sen in de bank de moeite waard. - De rollenspelen zijn meestal erg kinder achtig, waardoor zij aan hun doel voorbij schieten. Op het eerste gezicht lijken de enquête resultaten niet bepaald opzienbarend. 'Lo gisch, ik had het zelf kunnen bedenken' en 'Nu is wetenschappelijk bewezen wat iedereen uit het blote hoofd al wist,' aldus een paar spontane reacties. Henk de Bruy- ne laat zich er niet door van de wijs bren gen: 'Nou en? Je hebt al die gevoelsmatig heden over wat een programma als dit waard is nu tenminste vervangen door ze kerheden. Het is onderbouwd.' Vraaggesprekken Dan verwijst hij naar de aansluitende reeks vraaggesprekken met personeelsleden uit alle delen van het land. Ze hebben een schat aan aanvullende informatie opgele verd. Men wilde namelijk graag precies weten op welke wijze de banken het video magazine hanteren en of er mogelijk naast de positieve geluiden duidelijker punten van kritiek naar voren zouden komen bij de mondelinge onderzoekmethode. De inter viewers gingen op pad met een vast om lijnde vragenlijst: Hoe wordt per bank ge regeld dat het personeel de programma afleveringen steeds te zien krijgt, wordt er werk gemaakt van nabesprekingen, is men content over de wijze waarop met Bank in Beeld omgesprongen wordt, of bestaat er kritiek op de gang van zaken en heeft men suggesties voor het bewerkstelligen van veranderingen? Een aantal tendensen zijn daarbij te signa leren: Meestal wordt aan het begin van de ochtend of aan het eind van de middag Bank in Beeld bekeken. Dat laatste tijdstip heeft als nadeel dat er veelal niets terecht komt van een inhoudelijke nabespreking. Als regel wordt er per afdeling gekeken, soms samen met de chef. Andere banken publiceren alleen een tijdschema voor ver toning, waarbij iedereen zelf uitmaakt wanneer men gaat kijken. Bij banken die het programma in samenwerking en via een rouleersysteem ontvangen doet zich het probleem voor dat onderwerpen die bedoeld zijn ter ondersteuning van gerich te acties hier vaak als mosterd na de maal tijd komen. Gewone man Uit de antwoorden valt op te maken dat ruwweg twee derde van de banken het vi deomagazine niet puur als kijkvoer be schouwt maar er wel degelijk heel formeel nabesprekingen aan wijdt. De toon die doorklinkt uit de vraaggesprekken is door gaans kritischer dan men uit de vragenfor mulieren zou afleiden. Hier en daar vindt een geïnterviewde (Hoe dom denkt de pre sentator dat we zijn) het taalgebruik te schoolmeesterachtig en te simpel. Ande ren zijn van mening dat menig rollenspel niet voldoende praktijkgericht is en dat het er te overdreven aan toe gaat. Ook de inter views ontmoeten kritiek en irritatie: 'lesjes opzeggen en waarom komt ook de gewone man niet eens aan het woord naast de kop stukken die nu het volk toespreken en wel eventjes zullen vertellen hoe het allemaal moet...'. Minder florissant is het gesteld met het uitbuiten van Bank in Beeld voor praktische oefeningen. De opgenomen rol lenspelen blijken nauwelijks stimulansen tot navolging te geven. Een enkele keer worden onderdelen uit Bank in Beeld inge past in lopende opleidingsprogramma's. Het feit dat videobanden slechts voor een zeer beperkte duur op de banken beschik baar blijven, vormt hier en hinderpaal. De gehoopte opleidingsondersteunende functie van de programma's komt er ern stig door in het gedrang. Henk de Bruyne: 'Dat is nou een van de dingen waaraan wat te verbeteren valt. Er worden al wel verza melbanden gemaakt van video-onderwer pen die niet door de actualiteit gekleurd zijn, maar de beschikbaarheid en de toe gankelijkheid van het materiaal laat te wensen over. Natuurlijk hangt er veel af van de vraag of een bank weet te werken met het aangeboden materiaal. Je moet als programmamakers vooral niet insla pen, maar van de andere kant moet bij de banken ook de vindingrijkheid ontstaan er iets mee te beginnen. Wie alleen maar een malig naar het programma kijkt en de aan geboden informatie niet via eigen oefening blijvend vasthoudt, weet zich al snel niet meer te herinneren waar het over ging.' Groeiend profijt Als onderwijsdeskundige beseft De Bruy ne opperbest dat bepaalde onderdelen van de aangeboden stof thuis horen bij de 'in stant-informatie'. In andere gevallen zou de raadpleegfrequentie echter heel wat omhoog kunnen. 'Neem een onderwerp als beveiliging,' aldus een enthousiaste De Bruyne. 'Zo'n thema kan toch geweldig op gepakt worden. Je kunt op iedere bank toch met een aantal collega's in scène zet ten hoe een oplichter zoal te werk gaat. Daar ligt nog een geweldige opleidings taak. Er moet een dergelijk klimaat groeien bij de banken. Zonder schoolmeesterach tig te zijn, wil je toch in de programma's prikkels geven tot discussie. Wat de pro grammasamenstellers doen, moet geen eenrichtingsverkeer blijven. Alleen het feit dat we die enquête hielden heeft hier en daar al geleid tot de vaststelling: verdraaid, wat doen we eigenlijk nog weinig met de inhoud van die programma's. Een verheu gend teken. De videopraktijk wijst namelijk uit dat juist naarmate men dit medium ac tiever hanteert, het profijt groeit. Maar voor de rest blijft opleiden toch een zaak van lange adem, een kwestie ook waarbij het gaat om het aanleren van een zekere mentaliteit. Het belang hiervan neemt hand over hand toe. De economische si tuatie in Nederland zorgt ervoor dat het na tuurlijke verloop in de personeelsrijen sterk daalt. Mensen blijven gewoon ergens lan ger zitten, en (mede) vandaar de noodzaak meer te doen aan opleiding.'

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1982 | | pagina 6