wereld. Ik heb het dan ook nooit koud, nee ik loop te gloeien. Soms vind ik wel zo'n 50 of 60 pijpen per dag. Maar dat zijn rijke da gen, hoor. Ik probeer bij elke vondst ook een heel verhaal erachter te zoeken. Ik peins dan wel eens: 'aarde, aarde, wat heb je veel waarde. Wat is het toch mooi ge weest vroeger. Wat zijn wij afgestompt te- genwoordig, als je dat vergelijkt met de warmte van toen.' Ziekte Meestal gaat Riet alleen op pad: 'Het is wel gezelliger om met z'n tweeën te gaan. Ik ben wel eens met andere medeverzame laars gaan zoeken. Maar dat doe ik niet meer. Die hielden alles wat zij vonden voor zichzelf. Ik heb het een keer meegemaakt dat iemand een prachtige bewerkte pijp vond. Die hield hij zelf. Ik was vreselijk ja loers, echt waar. Ik heb er niet van gesla pen, zo erg vond ik dat.' Ook het zoeken samen met leken is niet zo'n succes gebleken. Riet weet namelijk niet van ophouden. Ze blijft maar zoeken steeds hopend een grote verrassing te vin den. Regen en wind deren haar in dat geval niet. Bovendien vinden de anderen, die er geen geoefend oog voor hebben, bijna niets. De lol is er dan snel af. 'Je moet het leren zien,' zegt Riet. 'Ik zie het aan de bol ling van een klompje aarde, vaak al vanuit de verte. Het is een soort feeling, die ik niet kan verklaren. Ja, het is een ziekte. Ik loop ook altijd met mijn hoofd naar beneden, als maar te kijken in plantsoentjes en zo. En verdraaid, toen ik laatst even naar het ge meentehuis moest om m'n paspoort op te halen zag ik er een in een plantsoentje. Daar hadden ze zeker net nieuwe aarde ge stort.' Riet zoekt bij voorkeur in zwarte aarde. 'Toen ze de metro aan het aanleggen wa ren was het een gouden tijd voor mij. Al die aarde werd naar het terrein van de Floriade vervoerd.' Ook op plaatsen waar nieuwe wegen worden aangelegd en grond wordt afgegraven is een echte pijpoloog te vin den. 'Aan de aarde zie je al of je goed zit,' aldus Riet, 'het moet mooie zwarte aarde of veengrond zijn. In zand vind je niks. Ik weet niet waarom.' Haar werkterrein is Amstelveen en omgeving, maar zo af en toe krijgt Riet wel eens een tip van een ken nis, dat ergens in Nederland een stuk grond wordt afgegraven. Daar spoedt zij zich dan heen in haar auto waarin altijd kaplaarzen liggen. Erg systematisch gaat zij niet te werk. Dat erkent zij volmondig. Maar in haar geval is dat blijkbaar niet no dig. Met intuïtie komt ze ook een heel eind.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1982 | | pagina 22