weet je precies waar de opleidingsbehoef
ten zitten. In samenspraak met de bank ge
ven wij adviezen over de - interne en exte-
ne - opleidingsmogelijkheden en waar no
dig proberen we ook voor lesmateriaal of
docenten te zorgen. Naderhand is het na
tuurlijk tevens in ons belang om te weten of
de bank met een bepaalde cursus wat is
opgeschoten.'
In kaart
Uit de voortzetting van het relaas blijkt hoe
het directoraat Personeel en Opleiding er
gaandeweg steeds beter in slaagt de exac
te opleidingsbehoeften in kaart te brengen.
Snoeys: 'In vergelijking met een paar jaar
geleden weten we nu beter te vertellen wat
we willen. We trachten ook onze bereik
baarheid te verbeteren. Er zijn nu zodanige
kanalen - ik denk nu even aan de regiokan
toren - dat signalen ook in toenemende
mate doorklinken. Pas als je echt weet wat
er nodig is, kun je gaan werken aan de ver
krijgbaarheid van de gewenste leer- en
oefenstof. Kijk, als een bepaalde oplei
dingsvraag maar heel sporadisch voor
komt, ben je niet meteen geneigd daar een
complete cursus voor op te zetten. Maar
jiaarmate die vraag vaker gesteld wordt,
komt het anders te liggen. Je merkt het
vooral aan sommige ontwikkelingen, die
eerst een tijdje sluimeren en dan opeens in
beweging komen. Neem de automatise
ring. Daar kan toch langzamerhand geen
mens meer omheen. Maar wat gaat het be
tekenen voor het werk van het bankperso
neel? Hoe zal het balieverkeer er in 1985
uitzien? Eén ding is zeker: er zal een gigan
tisch 'bijscholingsprogramma' nodig zijn
om al het personeel op zijn nieuwe taken
voor te bereiden.'
Even later zullen de woorden worden ge
volgd door de constatering: 'Alles wat er
thans aan veranderingen binnen het bank
bedrijf gaande is, behoort hier te worden
bekeken en onderzocht op z'n mogelijke
opleidingsconsequenties.' Al met al is er
volop werk voor de mensen die zich op de
een of andere wijze met opleidingen bezig
houden. Daar zijn om te beginnen - ver
spreid over de 9 regiokantoren - 21 perso
neels- en opleidingsadviseurs alsmede 14
opleidingsbegeleiders. Hun assistentie is
van niet te onderschatten belang voor het
zogenaamde 'maatwerk', afgestemd op de
specifieke behoeften van een plaatselijke
bank. Daarnaast treden diverse andere re
gioadviseurs - bijvoorbeeld voor reizen of
kredieten - regelmatig op als docent in
bepaalde cursussen. Op die wijze wordt er
voor gezorgd, dat ook de specialistische
vakkennis, voorzover de banken die niet
zelf in huis hebben, rechtstreeks aan de
betrokken bankmensen wordt overgedra
gen.
Tot zover klinkt het verhaal begrijpelijk,
haast voor de hand liggend. Maar hoe zit
het met de aanmaak van de noodzakelijke
leerkost, de bundeling van brokken leer
stof of kennismodules zoals insiders def
tig zeggen? Hoe gaat de produktie van ge
bruiksklare lespakketten in zijn werk, zodat
cursisten van velerlei pluimage alles ook
kunnen snappen en verwerken? En nog iets
anders, als de banken zelf uiteindelijk ver
antwoordelijk zijn voor de bedrijfsoplei
ding van hun personeel, dan zal er hier en
daar toch ook vast nog wel enig doceerta-
lent tot ontwikkeling gebracht moeten
worden. Van mensen die met de opleiding
van een bank belast zijn, behoeft niet auto
matisch aangenomen te worden dat ze ook
over de begaafdheid van een leraar be
schikken.
Docententraining
Onze gesprekspartner laat zich niet uit het
veld slaan: 'Wij realiseren ons terdege, dat
het ook tot onze taak behoort om docenten
op te leiden. Een docent moet twee eigen
schappen hebben: hij moet een gedegen
vakkennis bezitten én hij moet in staat zijn
die kennis goed over het voetlicht te bren
gen. Voor dat eerste kan hij ondersteuning
krijgen van de vakspecialisten op de regio
kantoren, voor het tweede kan hij terecht
bij de opleidingsbegeleiders, die regelma
tig trainingen verzorgen ter verhoging van
de doceervaardigheid.'
Heel duidelijk blijkt bij dit alles hoe de en
kelejaren geleden begonnen regionalisatie
begint door te werken. De meeste directo
raten die men binnen Rabobank Nederland
kent, zijn met een of meer afgevaardigden
vertegenwoordigd op de 9 regiokantoren
in de diverse delen van het land. Voor het
merendeel van de opleidingen is dus overal
ruimschoots voldoende kennis aanwezig.
In onderling overleg tussen de plaatselijke
banken, de regiokantoren en het directo
raat Personeel en Opleiding, en niet te ver
geten de directoraten die de vakkennis in
brengen, krijgt geleidelijk aan iedere ge
wenste cursus gestalte. De noodzakelijke
leerstof komt er, de vereiste docenten
eveneens. Nu eenmaal behoedzaam en
wat omzichtig het beleid voor de komende
jaren is omlijnd, wordt systematisch het
plaatje verder ingevuld en op kleur ge
bracht.
Snoeys, concluderend: 'Wanneer je een
maal weet wat je wilt, kun je de voorwaar
den scheppen die nodig zijn om het doel te
bereiken. Tot die voorwaarden behoort aan
de ene kant het beschikbaar stellen of op
leiden van bekwame docenten, en aan de
andere kant het ontwikkelen van bruikbaar,
op de praktijk gericht lesmateriaal. Dat
laatste is weer een verhaal apart.'