21
blemen van alle banken. Dan kunnen we
prioriteiten gaan stellen. Ik wil graag weten
wat er op me af gaat komen in de komende
tijd. Op Zo'n 1000 kantoren zijn we nog
niet geweest, en ik wil graag weten wan
neer welk kantoor voor verbouwing of uit-
elke dag, terwijl een bank het vaak voor het
eerst doet. In eer en geweten proberen wij
dan ook goede adviezen te geven. Wij zijn
geen toezichthouders, pottekijkers of vin
gertikkers van de centrale bank.'
Dat betekent evenwel dat de flexibiliteit
een steen des
aanstoots?
breiding aan de beurt is.'
Dat is ook wel nodig, want dit tasten in het
duister met betrekking tot de bouwactivi
teiten'heeft nu al tot gevolg dat Bouwzaken
niet alle aanvragen om te adviseren en te
begeleiden volledig kan honoreren. De ac
tiviteit is in 1 972 gestart met vier bouwad
viseurs. Momenteel zijn er 1 8 mensen die
dagelijks de aangesloten banken advise
ren. 'Die mensen,' zegt Van Rijn, 'vliegen
van hot naar her. Ze rijden duizenden kilo
meters per jaar en werken zo'n tien uur per
dag. En als het heel dringend is, zijn ze ook
in de weekeinden nog op pad.' Van Rijn
wijst er met nadruk op dat zijn manschap
pen een adviserende functie hebben:
'Bouw en inrichting moeten aan bepaalde
normen voldoen en daarvoor zijn richtlij
nen. Maar de inbreng van de bank is even
belangrijk. Dat moet zo blijven. Zij moeten
in dat gebouw werken, zij moeten er voor
100% tevreden mee zijn. Niet wij. Wij
hebben de know-how in huis. Wij bouwen
voor de bouwadviseurs vrij hoog moet zijn.
'Natuurlijk, de adviezen worden voor het
grootste deel wel opgevolgd, maar als een
bank besluit het toch anders te doen, dan
moet je dat als bouwadviseur kunnen heb
ben. De flexibiliteit, het vermogen om zich
snel aan te passen weegt bij mij dan ook
zwaar wanneer iemand naar een dergelijke
functie komt solliciteren,' aldus Van Rijn.
De eigen inbreng van de banken heeft ook
wel eens positieve resultaten. Van Rijn
noemt als voorbeeld het buizenpostsy
steem. 'Inde tweede helft van de jaren zes
tig werd de buizenpost al gebruikt door en
kele grote bedrijven zoals CEtA en Peek Et
Cloppenburg. Maar dit systeem werkte in
het algemeen te traag voor banken.
Ook in de bankwereld wilde men wel iets
dergelijks hebben, uitgaande van de op
vatting dat er een gedecentraliseerde
geldverzorging moest komen om een post
kantooreffect te vermijden. Wij stonden
echter zeer sceptisch tegenover het feno
meen buizenpost en raadden het geen en
kele bank aan; we zochten in een andere
richting. Toch moest en zou een directeur
van een bank dat systeem invoeren. Hij is
met de leverancier gaan praten. Het resul
taat was dat er een buizenpostsysteem
werd ontwikkeld dat redelijk liep en het
prototype werd, van wat nu in zeer veel
banken te zien is.'
Terug naar het begin
Uiteindelijk komen we toch op het onder
werp, waarover ik de mening van Van Rijn
wil horen: 'Bestaat er een Rabobankarchi-
tectuur? En zo ja, deelt u mijn mening, dat
die niet mooi is of op zijn minst discutabel
is?' Van Rijn geeft een diplomatiek ant
woord. 'Er is geen speciale Rabobankar-
chitectuur, maar...' Hiermee heeft hij op
een knappe manier de beantwoording van
het tweede deel van mijn vraag op een zij
spoor gerangeerd. Begrijpelijk, want het is
een onderwerp dat te maken heeft met een
persoonlijke smaak over wat mooi en lelijk
is. En daarover valt, zo luidt het gezegde,
niet of nauwelijks te twisten. Voor Van Rijn
speelt het esthetische aspect van een
bankgebouw ook niet de belangrijkste rol.
Zijn activiteit is er op uit om een efficiënt en
bruikbaar gebouw neer te zetten. Het jasje
waarin dit gebouw wordt verpakt, is in eer
ste instantie het 'pakkie-an' van architect,
de bank en welstand. Hij is een tevreden
mens wanneer een bank voldoet aan de ei
sen van efficiency.
Er bestaat geen speciale Raboarchitectuur,
maar...: 'Een bank bouwt uit ruimtegebrek.
Nodig is dan een efficiënt, flexibel gebouw