Feestjes als leerschool voor
puntenslijpers?
De eerste paal voor een nieuwbouw van 10 miljoen. Als dat
geen mijlpaal isIn het goeie goed verdringt iedereen
zich rond de bouwplaats. De uitverkoren heibaas - onder
maatse helm op het wijze hoofd en van top tot teen gehuld
in smetteloos wit - wordt benauwd kijkend op zijn belang
rijke taken voorbereid.
De eerste uit een totale reeks van 109 palen is in geen vel
den of wegen te bekennen. Het mag de pret onder de aan
wezigen niet drukken. Een geboren optimist onthult in een
bui van overmoed alvast de officiële openingsdatum:
26-11-1982. Langzaam maar zeker wurmt een soort kurke-
trekker zich 18 meter diep de bodem in. Applaus. Onze
gelegenheidsbouwvakker krijgt weer praats. Ziezo. Op
naar de feestgelegenheid, een voormalig pesthuis nota
bene.
Het allerofficieelste gedeelte zit
erop. Een hele opluchting. Nu kan
ten minste het ongedwongen cere
monieel een aanvang nemen. Bravo.
De smakelijke hapjes, hoewel in dit
stadium uitsluitend bedoeld ter ver
fraaiing der tafels, krijgen het wel
dra zwaar te verduren. Datzelfde
geldt voor een podium vol jubilaris
sen. Uitbundig wordt het gezel
schap toegesproken, compleet met
bossen bloemen voor de echtgeno
tes en geschenken voor de feest
neuzen die langdurig jaar stand hiel
den.
Een gouden, althans goudkleurig
horloge, een racefiets of iets anders
naar keuze. Weer krijgen de feest
gangers moeiteloos de handen
opeen. Voor zover aanwezig maakt
het opgelaten gevoel plaats voor
geamuseerdheid als de een na de
ander alle slachtoffers hun (onheb
belijkheden belicht zien.
Maar nog kent de reeks feestelijk-
P Wh
heden geen eind. Amper hebben de
jubilarissen hun slotapplaus geïn
casseerd of opnieuw moet er ie
mand opdraven. Met massaal ge
roep van diens voornaam zet het pu
bliek de gelukkige aan tot spoed.
Wegens bewezen dienstbetoon en
gebleken vakkennis valt hem een
malse prijs ten deel. Bravo, hoera en
wederom applaus.
Tussen de sjieke tiepen drentelt
glunderend een heer: 'Als bestuurs
lid ben je steeds van de partij. Ook
wanneer de personeelsvereniging
iets doet,' klinkt het vertrouwelijk:
'Zijn er problemen, dan weet je ten
minste waarover je praat. Je hebt je
verantwoordelijkheden vanzelf
sprekend. Je vaart ook weieens lek,
zeker in deze tijd. Maar het blijft al
lemaal boeiend. Zoveel jong perso
neel nog en dan die verbluffende in
zet. Het treft me, de onderlinge tole
rantie. Dat mensen toch nog zoveel
dingen voor elkaar over hebben.
Kijk nou eens om je heen. Eigenlijk
toch een groot familiefeest, maar
dan verheven tot in de derde macht.
Een feest met een gouden randje.
Zo'n dag kan gewoon niet meer stuk.
Welverdiende pluimen dus voor ie
dereen die zich heeft uitgesloofd.'
Laat eenieder die in het voorgaande
de beschrijving van recente ge
beurtenissen in Gouda meent te her
kennen, beseffen dat hier dan
slechts sprake is van een gelukkig
toeval. Het had met evenveel gemak
Beerta kunnen zijn, Dinxperlo of Lut-
terade. De redactie van een blad als
Raboband verkeert in de plezierige
hoedanigheid dat ze veelvuldig en
dan nog wel op kosten van de baas
kansen krijgt iets op te snuiven van
de sfeer bij plaatselijke Raboban-
ken.
Buitengewoon leerzaam zijn ze, der
gelijke uitstapjes. Beter bijvoor
beeld dan gewichtige nota's of
diepzinnige rapporten.
Soms maakt zo'n simpele excursie
onthutsend duidelijk waar het bin
nen een club als de Rabobank om
draait of waar de schoen wringt. Hoe
vaak hebben we het niet over het on
derlinge samenspel. Plaatselijke
banken aan de ene kant en de Rabo
bank Nederland anderzijds. Mooie
woorden, fraaie leuzen. Was het niet
Adèle Bloemendaal die in haar glo
riedagen uit volle borst dingen als:
'We zijn op de wereld om mekaar te
helpen, nietwaar?' verkondigde?
Zo'n meezinger zou je zonder meer
tot clublied van een coöperatieve
bankinstelling verheffen. Maar dan
de praktijk. Vlekkeloos verloopt de
communicatie zeker niet altijd. Men
sen blijven mensen, nietwaar? En
wat doe je eraan? Het gejammer
liegt er ook in Rabobankverband
niet om. Nogal eens heeft een plaat
selijke bank het gevoel in de kou te
staan. Verdwaald in de doolhof die
Centrale Bank heet? Met een kluitje
in het riet gestuurd? Van het kastje
naar de muur? 'Vaak lopen de din
gen zo stroef, het is alles zo steriel,'
en 'iedereen veegt het eigen straatje
schoon maar is o zo bang zich ook
maar een voet op andermans terrein
te begeven,' aldus de veelgehoorde
noodkreet. Of in een iets openharti
ger bui, na nog een alcoholische
versnapering: 'Het lijken allemaal
wel puntenslijpers en droge
piepers...'
Tja, hoe zou dat nu toch komen?
Moeten de zogeheten functionaris
sen misschien toch eens hun ware
gezicht laten zien als plaatselijke
banken iets te vieren hebben?
Je zult zien, het helpt vast en zeker.
IJl