Laat maar zitten
En de kinderen zelf? In het algemeen
hebben ze geen problemen met het aan
passen. 'Ze hebben het immers nodig,'
zegt Janneke. 'Natuurlijk, de eerste dag.
Maar dat kind komt wel. Hoe meer je je
I gaat opdringen, hoe moeilijker het wordt
voor zo'n kind. Laat het maar rustig in
een hoekje zitten. Op een gegeven ogen
blik komt het wel te voorschijn. Natuur
lijk vinden ze het moeilijk om na zo'n
lange tijd in Nederland weer terug te
gaan naar Parijs. Maar het ligt er ook
aan wat je er zelf van maakt. Als je er
een drama van maakt wanneer ze weg
gaan, ja dan doen zij het ook. Maar on
danks het feit dat ze hier drie maanden
zijn geweest, voelen ze drommels goed
aan dat in Parijs hun papa en hun mama
zitten. Ik kan niet zeggen dat ik lachend
afscheid van zo'n kind neem, maar het is
ook niet zo, dat ik een potje sta te huilen.
Nee, je moet altijd in je achterhoofd
prenten: hij is niet van mij, hij moet weer
terug, hij heeft zelf ouders. Maar op het
moment dat zo'n jongetje of meisje hier
binnenkomt, hoort het er helemaal bij,
dan is het van mij. Dan is het niets min
der, maar ook beslist niet meer dan een
ander.' Zo'n instelling is volgens Janne
ke een kwestie van wennen. Zelf had ze
ook nooit gedacht er ooit zo over te kun
nen denken en spreken.
'Ik kan niet zeggen daarom en daarom,'
antwoordt Janneke op de vraag waarom
ze nu juist bij de Vreugdezaaiers is te
recht gekomen. Het hangt allemaal van
louter toevalligheden aan elkaar.
'Ik was net opgehouden met werken als
kleuterleidster. Eigen kinderen kwamen
er niet. Op een gegeven ogenblik zag ik
een artikel in de Libelle. Daarop heb ik
geschreven. Toen ik binnen een week de
papieren had, dacht ik dat het wel nodig
zou zijn. Anders sturen ze die papieren
niet zo snel terug. En twee maanden la
ter hadden we.zo'n jochie in huis. Dat
was januari 1976.'
Roel en Janneke waren toch wel van
plan geweest om pleeg- of adoptiekin
deren te nemen, ook al waren er eigen
kinderen gekomen. Die adoptiekinderen
hebben ze ook via de Vreugdezaaiers ge
kregen. Daniël en Teresa, respectievelijk
9 en 7 jaar, afkomstig uit een kinderte
huis in India. 'Vermoedelijk zijn ze wat
jonger. Ze waren te vondeling gelegd en
dan staat er niet op je rug geschreven:
die en die dag geboren'. Het zijn broer
en zus, die lang niet iedereen wilde heb
ben, omdat ze bij elkaar moesten blijven.
'Dat maakte ons geen barst uit. Een kind
is een kind, of het nu donker is of licht.
Wij hadden er twee aangevraagd, want
wat moet zo'n donker kindje alléén hier.
Laten we er alsjeblieft twee nemen. Voor
ons was dat wel wat moeilijk, maar die
kinderen hebben er heel wat aan gehad.'
De jongste telg, Esther Anniek is net
twee jaar geworden en komt uit Indone
sië. 'We willen er best nog wel meer,
maar we hebben er gewoon geen geld
meer voor,' zegt Janneke.
Veel bekendheid aan de organisatie ge
ven Roel en Janneke niet. 'De meeste
nieuwe gezinnen die we krijgen, krijgen
we via mond-tot-mondreclame. Dat zijn
de allerbeste gezinnen. Want anders
wordt het zo emotioneel, zo van 'ach,
wat een zielig kindje'. Ja, die kinderen
kunnen dan wel zielig zijn, maar daar
help je die kinderen niet mee. Je moet er
nuchter tegenover staan. Niet dat zielige
gedoe.'
Met je rug tegen de muur
'Je lost de werkelijke problemen er niet
mee op. Eigenlijk is het veel beter om die
kinderen daar te laten. Maar vaak sta je
met je rug tegen de muur. Dan kun je
niet anders,' roept Janneke bijna uit. Ze
geeft een voorbeeld van een klein jon
getje, dat 's winters naar hen toekomt:
'Als hij die drie wintermaanden niet bij
ons zou doorbrengen, zou dat betekenen
dat hij die tijd in een ziekenhuis ligt. Hij
lijdt aan bronchitis, 's Winters is het ge
woon te koud voor hem in dat onver
warmde krot waar hij woont. Drie maan
den alleen in een ziekenhuis. Zijn moe
der is mohammedaanse, dus mag niet
alleen over straat. Nou, dan kan hij beter
hierheen komen, is het niet?'
Toch heeft zo'n verblijf hier ook wel een
zekere vormende waarde voor die kinde
ren, meent Janneke. 'Ik ken een Alge
rijns meisje dat nu 19 jaar is. Vanaf haar
tweede is ze altijd hiernaartoe op vakan
tie geweest. Daardoor heeft zij gezegd:
ik wil niet zo worden en leven als mijn
ouders. Dat kind heeft gezegd: ik wil een
beroep leren, zodat ik niet afhankelijk
hoef te zijn van een man of wat dan ook.
Zij is een verpleegstersopleiding gaan
volgen. Niet in Frankrijk, daar kwam ze
niet in aanmerking omdat ze Algerijnse
was. Nee, ze is naar Algerije terugge
gaan. Toen ik haar sprak, was ze even
over naar Frankrijk. Overdag was ze
thuis. Ze overnachtte in een hotel. Het
gezin heeft maar één slaapkamer. Een
gezin met zestien kinderen.'
Voor Nederlandse ouders is het onvoor
stelbaar een kind zo'n drie maanden te
moeten missen. Voor de Noordafrikaners
ligt dat wat anders. Janneke: 'Ik dacht in
het begin ook dat die ouders het vrese
lijk zouden vinden. Maar dat is niet zo.
Ze doen vrij gemakkelijk afstand van hun
kinderen, vooral omdat ze weten dat ze
het heel goed hebben in Nederland.
Eigenlijk zijn de mensen er wel een
beetje trots op. 'Mijn kind gaat naar Hol
land. Dat is geen gewoon land, nee, dat
is een sprookjesland,' wordt vaak ge
zegd.'