Juist bladerde ik in een ontwerp van een Public-Relations-handboek, dat in de loop van het jaar zal uitkomen. 'Dag in - Dag uit' staat in de titel, heel prettig geschreven en vol met praktische adviezen. Eerst meen je het al lemaal wel te weten, maar telkens weer sta-je ervan te kijken hoe belangrijk dingen zijn, waaraan je niet gedacht had. Neem nou dat baliewerk. Onbekend terrein voor mij, ik heb er niet voor geleerd en heb geen ervaring. Maar ik begrijp het best als ik lees, dat het baliecontact, vooral de eerste kennismaking, erg bepalend is voor het beeld dat de cliënt zich over een kantoor vormt. 'Dag in - Dag uit' zegt daar leuke dingen over. Leuk, maar ook weer niet zo gemakke lijk om ze van dag tot dag toe te passen. Ik denk bijvoorbeeld aan het taalgebruik. Het wemelt in ons vak van de 'dure' woor den. Een debetstand mag dan in de volks mond 'roodstaan' betekenen, de creditstand heeft nog niet zo'n huiselijk kleurtje. Wij zelf kunnen ook niet zonder zo'n eigen vakjargon, want er zou gauw kortsluiting in het onderlin ge verkeer ontstaan. In ziekenhuizen en in de sport is het net zo. Maar ondertussen is onze cliënt geen vakgenoot. Termen, die wij als vanzelf uit onze mond laten rollen (en er is on gemerkt nog heel wat meer dan debet en cre dit) doen bij hen vaak niets klikken. Resul taat: het wederzijds begrijpen stokt. Dan komt de 'Balie-Kunst' te pas. Ik schrijf dat met een grote K. Want je moet maar zo vaardig zijn dat je dat stokken tijdig opmerkt. Daarvoor moet je je zelfs in de gedachtenwe- reld van de ander kunnen inleven. En als je dat stokken opgemerkt hebt, is het zaak om het wederzijds begrijpen weer op gang te brengen. Dat betekent afstappen van eigen vakjargon en de zaak in huis-, tuin- en keu kentaal uitleggen. Dat is een grote kunst, vooral als je bedenkt dat de ene cliënt weer heel anders is dan de andere. Ik geloof ook, dat er moeilijk een algemene richtlijn over te geven is. Daarom zal het ook wel een 'kunst' blijven. De grootmeesters in die kunst slagen er zelfs in dat de verstandhouding nooit stokt, wie er ook aan de balie verschijnt. Mooi werk, het moetje maar gegeven zijn dat te kunnen. Begrijpelijke taal spreken (en schrijven!). Ook op een andere wijze kan m.i. het bankwezen daar misschien wat aan doen: namelijk door er aan mee te werken, dat een deel van ons vakjargon tot het gewone spraakgebruik gaat behoren. Aan een krampachtige verneder landsing van termen geloof ik niet erg. Een goed, Oudnederlands woord voor hypotheek is 'onderzetting', maar dan denkt iedereen hoogstens aan een groot uitgevallen onder- zettertje. Nee, we moeten gewoon doorgaan met telkens uitleggen en verklaren van wat er in ons vak gebeurt om te bereiken dat een vakterm bij het publiek dezelfde klank krijgt als die voor ons heeft. Het 'dure', 'geheimzin nige' is er dan af en dat werkt haast net zo prettig als wanneer een dokter je eens rustig uitlegt wat die ziekte met zijn vreemde naam nou eigenlijk is. Al te schoolmeesterachtig hoeft dat uitleggen ook niet, want allen die 'een hypotheek nemen' om een huis te kun nen kopen, weten toch wel wat ze willen. En wij ook. JRH Tussen input output Nog maar net heeft de journalist z'n gedachten gefor muleerd, of de elektrische schrijfmachine registreert alles zonder haperen. Zin na zin. Waarop berust de werking van dit apparaat, een ding dat gebruikt wordt zonder er eigenlijk bij na te denken? Een ander voorbeeld. Dagelijks grijpen we vrijwel allemaal naar de telefoon. Achteloos, zonder zelfs maar bij benadering de werking er van te beseffen. Met hetzelfde gemak stappen we in een auto. Een vast patroon van automatische handelingen en elk in redelijke staat verkerend vervoermiddel van de soort gehoorzaamt feilloos. Bij het technisch vernuft dat eraan ten grondslag ligt, staat vrijwel niemand nog stil. A

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1981 | | pagina 3