fi
g
o
•0
u
ene
vereniging
aan het
woord
0
O
N
30
Enkhuizen
ln dc ontmoeting
s
1
■a
Het was de dienstmaagd Ytje Kort, die in
1906 als eerste haar spaarcentjes aan de
Rabobank Enkhuizen toevertrouwde.
Een heuglijk feit, dat de bank uitbundig
wil vieren. Allerlei activiteiten voor jong
en oud zijn en worden georganiseerd ter
gelegenheid van het 75-jarig bestaan.
Aan haar relaties heeft de Rabobank een
alleraardigst boekje geschonken: 'Enk
huizen in de ontmoeting. Een geschre
ven groet van de 75-jarige Rabobank
Enkhuizen'.
Het is een aangename kennismaking
met de 'Poort van de Zuiderzee' en haar
Rabobank. Naast een hoofdstukje ge
schiedenis vindt men een aardige sfeer
tekening van een in een ver verleden ge
houden ledenvergadering. Een leuk boe
ketje gelduitspraken en een overzicht
van de mensen die in de geschiedenis
van de Rabobank Enkhuizen een belang
rijke rol hebben gespeeld, completeren
het geheel.
De naam van de schrijver staat nergens
vermeld. Wél die van de illustrator: Wil
lem de Vries. De hierbij afgebeelde
omslagtekening is ook van zijn hand.
De stadsspreuk van Enkhuizen is candi-
de et constanter, hetgeen zoveel wil
zeggen als: rechtschapen van inborst en
volhardend in streven. Enkhuizen is er
oud mee geworden. Dit jaar viert de stad
haar 626-jarig bestaan. Rabobank Enk
huizen staat nog wat te wachten.
A
7S'J^e
Vereniging Personeel van Rabobanken
Postbus 336, 3900 AH Veenendaal
Zo'n tien jaar geleden was het nog zeer
ongewoon wanneer een bedrijf besloot
het personeelsbestand in te krimpen (re
organiseren noemt men dat wanneer
men liever niet al te duidelijk wil zijn) om
van bedrijfssluitingen maar helemaal
niet te spreken.
Voor mij als bankemployé met weinig
verwantschap met de getroffen bedrij
ven hadden zulke berichten dan ook
niets verontrustends; ik beschouwde ze
als incidenten die zich ver buiten mijn
gezichtsveld afspeelden en dus ook niets
bedreigends in zich hielden. Je kunt zo'n
houding het best vergelijken met de re
actie wanneer je in krant leest dat in de
stad Woe Han een Chinees van de Chi
nese muur is gevallen en als gevolg
daarvan is overleden. Je zult dat op zich
een trieste zaak vinden, maar daar ver
der geen moment meer bij stil staan.
Wanneer diezelfde Chinees echter van
het flatgebouw in je straat naar beneden
stort, wordt het plotseling een man van
vlees en bloed en wordt er nog dagen in
de buurt over gesproken.
Zo verging het mij ook. Pas toen ik een
aantal jaren geleden hoorde dat de tex
tielindustrie nauwelijks nog meetelt en
teruggelopen is van een bedrijfstak die
eens werk geboden heeft aan tiendui
zenden werknemers tot een zwaar zieke
industrie die nog nauwelijks in staat is
enige duizenden arbeiders aan een bo
terham te helpen, realiseerde ik mij
echt de ernst van de zaak.
Toch dringen, ondanks het massale van
de aantallen, of wellicht juist door het
massale van die getallen, de individuele
tragediën nauwelijks tot je door.
Nu echter personeelsstop en dreigende
ontslagen niet langer zijn voorbehouden
aan de industrie maar ook het bankwe
zen - dat tot voor kort toch als een wel
haast onuitputtelijke bron van werkgele
genheid werd beschouwd - bereikt heb
ben (ook al gaat het dan om een hypo
theekbank) en ik voor het eerst van zeer
nabij heb gezien wat een dreun dat in ie
mands bestaan veroorzaakt, ben ik pas
goed over de zaak gaan nadenken.
Want het betekent nogal wat, als je als
medewerker steeds vast hebt gerekend
op een carrière binnen het bedrijf en
daar zelfs veel avondstudie aan besteed
hebt, om juist op het moment dat je een
redelijke positie bereikt hebt en de volle
verantwoording draagt voor een op
groeiend gezin, moet ervaren dat je je
hoop wellicht op drijfzand gebouwd hebt
en misschien met enig geluk dan wel el
ders aan de slag kunt komen, maar nog
maar moet afwachten of je een verge
lijkbare positie kunt terugkrijgen.
Alhoewel er eigenlijk voor deze mensen
geen enkele troost is en er ook geen
middel voorhanden is om de pijn enigs
zins te verzachten, is er toch wel een
aantal regels waar bedrijfsleidingen zich
in die omstandigheden aan zouden moe
ten houden. In gesprekken met betrok
ken werknemers bleek nl. dat het juist
de knagende onzekerheid is die de mees
te schade veroorzaakt. Nietszeggende,
soms tegenstrijdige berichten van de be
drijfsleiding veroorzaken meer haat en
onbegrip dan het feit op zich.
't Mag toch niet voorkomen dat werkne
mers iedere morgen haastig de krant
moeten naslaan om te vernemen of ze
nu wel of niet ontslagen zullen worden.
Ook blijkt nogal eens dat na publikaties
over ontslagen of inkrimpingen de be
drijfsleiding haastig verklaart dat er
sprake moet zijn van een misverstand of
van uit de lucht gegrepen verzinsels, om
vervolgens rustig verder te gaan met de
voorgenomen inkrimping, om die dan
zelf, soms enige weken later, in de open
baarheid te brengen. Ja, soms zelfs in
zo'n periode nog nieuwe werknemers
aanneemt.
Ook al hebben de meeste bedrijven te
genwoordig een sociale afdeling en pre
tenderen zij een goed sociaal beleid te
voeren, in de praktijk lijkt het er soms op
dat ze mensen beschouwen als een stuk
inventaris dat je aanschaft en vervolgens
weer afschrijft wanneer dat beter uit
komt, zonder zich te realiseren dat men
een maatschappelijke verantwoordelijk
heid draagt voor iedere werknemer in
het bedrijf.
Het is goed daar nog eens bij stil te
staan wanneer we weer geconfronteerd
worden met nieuwe recordgetallen
werklozen. Wanneer dat niet gebeurt,
wordt men daar vroeg of laat op pijnlijke
wijze aan herinnerd. Manchester en vele
andere grote Engelse steden zijn daar
deze zomer sprekende voorbeelden van
geworden.
Hans Koet, vice-voorzitter VPR