Wanhoop
In het spionnetje
Er woei een ijskoude wind over de Loos-
drechtse plassen hoewel het toch al mei
was. Behalve ik was er niemand bij de bus
halte. Voor de zekerheid controleerde ik
nog even bij de haltepaal hoe laat de bus
precies komen zou. Nog vijf minuten.
Ik keek over de plas die donker en glim
mend de lichtjes van de overkant weer
kaatste. Een mooi gezicht, maar bij de vol
gende windvlaag draaide ik me haastig om.
Het is beslist geen pretje om 's avonds om
elf uur in je eentje bij zo'n bushalte te
staan. Bijna onophoudelijk staarde ik de
dijk af, waar regelmatig auto's langsreden,
maar het hoger geplaatste licht van de bus
zag ik nog niet.
legde zijn armen berustend over het stuur
en somde enkele mogelijkheden op.
Als je haast hebt verloopt alles even traag.
Ik was dan ook niet zo erg verbaasd dat ik
toen ik met een hoogopgelopen bloeddruk
uit de bus stapte nog precies de achterlich
ten van mijn volgende bus om de hoek van
de straat zag verdwijnen. Nou, een uur
wachten dus. Wat doe je in die tijd?
Ik herinnerde me dat er ergens nog een
hokje voor wachtende buspassagiers moest
zijn toen mijn oog op het verlichte bordje
'taxi' viel. Zou ik het doen? De rit naar
huis zou zeker vijftien gulden kosten. Ei
genlijk zonde, maar toch wel verleidelijk.
Ik bleef even besluiteloos staan, toen haast
te ik me naar de enige taxi die op dit uur
van de avond nog voor het station stond.
Stel je voor dat iemand me net voor zou
zijn.
Rillerig en ongeduldig liep ik heen en weer.
Het openbaar vervoer is ook niet alles,
maar mijn auto was in staking en weigerde
door een mij onbekende oorzaak om te
starten. Er kwam een mager meisje met
hoge witte laarzen bij de halte staan. 'De
bus is laat,' zei ze, 'gelukkig maar, anders
had ik hem gemist.'
Ik stond intussen uit te rekenen hoeveel
tijd ik had om straks in de andere bus over
te stappen. Als die op tijd vertrok miste ik
de aansluiting en zou een uur moeten
wachten. En ga als vrouw maar eens 's
avonds om halftwaalf in je eentje voor het
station staan want dan is de wachtkamer
gesloten.
'Daar komt-ie,' zei het magere meisje en
we slaakten allebei een zucht van verlich
ting. Ik had nog maar een wens, dat de
chauffeur een beetje zou opschieten maar
bij de eerste halte al stapte een oudere man
in die een verkeerde kaart aanbood en
daarna uitvoerig overlegde waar hij nu het
I 9 best zou kunnen uitstappen. De chauffeur
Ik ging achterin zitten en noemde mijn
adres. De chauffeur ging rijden, maar na
honderd meter stopten we weer. De spoor
bomen waren dicht. Voor ons stond een
andere taxi, die kennelijk ergens anders
vandaan was gekomen.
Het portier ging open en er stapte een klei
ne man uit in een grijs pak. Hij was duide
lijk stomdronken. Met onbeheerste geba
ren praatte hij tegen de chauffeur die ook
naar buiten gekomen was. Deze probeerde
de man weer in de taxi te loodsen.
'Och hemel, dat is Hendrik, alwéér!'
kreunde 'mijn' chauffeur. De spoorbomen
gingen open maar we konden niet doorrij
den want Hendrik stond nog naast de taxi
luid te praten en te gebaren. De chauffeur
maakte een ongeduldig gebaar en probeer
de opnieuw de man in de auto te krijgen.
Toen dat mislukte gaf hij het op en reed
weg.
Hendrik wankelde met hoog geheven ar
men en draaide zich om. Hij struikelde
naar onze wagen, riep iets onverstaanbaars
en spreidde zijn armen over de motorkap.
Hij vleide zijn hoofd op het koude metaal
alsof het een donsbed was. 'O, leuk is dat,'
zei ik geïrriteerd, 'kunt u die man niet weg-
krijgen, dadelijk valt hij over de auto heen
nog in slaap.'
'Hij was vanmorgen al dronken,' zei de
chauffeur, 'hij is een beste vent, maar ont
zettend ongelukkig. Als u eens wist wat die
man allemaal heeft meegemaakt. Het is bij
na niet te geloven. Als mij dat overkwam
zou ik ook elke dag laveloos zijn.' 'Wat is
er dan gebeurd?' vroeg ik geschrokken.
'Nee, dat vertel ik u niet,' antwoordde de
chauffeur kort, 'het is zo'n rot verhaal dat
ik er altijd beroerd van word en als ik dan
dadelijk thuis kom zegt mijn vrouw: Piet
wat ben jij weer sjagrijnig.'
Intussen scheen Hendrik ontwaakt te zijn.
Hij verhief zich van de motorkap, wankel
de naar het raampje, keek naar mij en
maakte een minder nette opmerking. De
spoorbomen gingen intussen weer dicht.
Hendrik waggelde met onbeheerste uit
schieters naar het trottoir en ging daar
staan plassen, niet tegen een boom of hek,
maar zq vrij voor zich uit. Intussen lachte
hij luid.
De spoorbomen gingen omhoog en de wa
gen trok snel op. Ik keek om naar Hendrik
die nog op dezelfde plaats stond. 'Is er nie
mand die voor hem zorgt?' vroeg ik. 'Nee,
hij woont alleen. Hij werkt niet meer, hij
zuipt alleen.'
Toen ik thuis was moest ik aldoor nog aan
Hendrik denken. Waar zou hij nu zijn?
Waarschijnlijk weer in de kroeg. Ik weet
niet wat hem vroeger overkomen is maar
als je 's morgens al dronken bent dan moet
je toch wel diepwanhopig zijn. Verslaafd,
ja zeker, maar heeft niet elke verslaving
een oorzaak? Hij zag er behoorlijk uit,
maar waar zou zo'n man in zijn eentje wo
nen?
Hij krijgt natuurlijk een uitkering, we zor
gen materieel immers goed voor onze pro
bleemgevallen, maar wie bekommert zich
om zijn wanhoop?
Mien Holthuizen