29 Doelstelling 3: werving Toelichting Doelstelling 4: begeleiding in huidige en toekomstige functies Toelichting Doelstelling 5: opleiding Toelichting Doelstelling 6: werkplek en gezondheid Toelichting Doelstelling 7: medezeggenschap Toelichting De werving en selectie van toekomstige werknemers van de organisatie zal worden gekenmerkt door een grote mate van harmonisatie en door openheid over de functie-inhoud en de werksfeer, zodat verschillen wor den vermeden tussen wat geboden wordt en wat wer kelijkheid is. Doelstelling 3 is gericht op het verzekeren van over eenstemming tussen de feitelijke selectie-eisen voor een functie en de verwachtingen daarover van kandi daten. Ook is de doelstelling gericht op een respectvol le behandeling bij de sollicitatie. Dit schept een waarborg voor een goed en tevreden functioneren van medewerkers binnen onze organisa tie. Gelet zal worden op het correct toepassen van unifor me procedures. Daarnaast zal er sprake zijn van de grootst mogelijke mate van openheid. Als consequenties van deze doelstelling zullen onder meer de wervings- en selectieprocedures met regel maat onder de loep worden genomen en zal een goed inzicht in de functie-inhouden en de werksfeer bij de betrokken partijen aanwezig moeten zijn, alvorens een arbeidsovereenkomst wordt gesloten. Werknemers van de organisatie zullen op systemati sche wijze worden begeleid in hun huidige en toekom stige functies. Hierbij zal vooral worden gelet op geschiktheid, be langstelling en de mogelijkheden binnen de organisa tie, zodat een optimale afstemming wordt bereikt tus sen personeels- en organisatiebeleid. Ten aanzien van de reeds in dienst zijnde medewerkers richt het beleid zich op de begeleiding in de huidige en eventueel toekomstige functie. Dit om een zo goed mogelijke afstemming te verkrijgen tussen wat de organisatie vraagt en de mogelijkheden en capacitei ten van de medewerkers, waarbij ook de belangstel ling van de medewerkers in de beschouwing wordt be trokken. Het is immers in ieders belang, wanneer het werk beantwoordt aan de verwachtingen van de lei ding, cliënten, collega's enzovoorts. Hier geldt het veel gehoorde gezegde: 'het streven naar de juiste man of vrouw op de juiste plaats'. Van werknemers, met wie in een beoordelingsgesprek is vastgesteld dat zij hun functie beter zouden kunnen vervullen, wordt verwacht dat zij hun kennis, vaardig heid en/of instelling verder ontwikkelen: de bank zal hierbij zo nodig medewerking verlenen door hen in de gelegenheid te stellen deel te nemen aan scholing en vorming. Werknemers, van wie wordt verwacht (zie doelstelling 3) dat zij een andere, veelal zwaardere, functie kunnen gaan vervullen, zullen jaarlijks in de gelegenheid wor den gesteld zich door middel van scholing en vorming op die functie voor te bereiden, totdat in voldoende mate wordt beantwoord aan de eisen die de andere functie stelt. Werknemers in leidinggevende functies zullen jaarlijks in de gelegenheid worden gesteld zich te doen infor meren omtrent maatschappelijke ontwikkelingen, ten einde deze te toetsen aan het eigen functioneren. Wanneer zich belangrijke vaktechnische ontwikkelin gen voordoen die betrekking hebben op het uitoefenen van de functie, dan zullen de werknemers in de gele genheid worden gesteld zich hiervan op de hoogte te stellen. Op grond van de geconstateerde behoeften wordt het gewenste aantal dagen per jaar per werknemer voor de opleiding en vorming bepaald. De organisatie biedt medewerkers - op eigen verzoek en/of naar aanleiding van beoordelingsgesprekken - de gelegenheid zich zo te ontwikkelen dat aan de func- tievereisten maximaal kan worden voldaan. Per mede werker zal het noodzakelijke aantal dagen worden be paald voor opleiding en vorming. De opleiding en vorming kunnen zich richten op zowel technische als persoonsvormende waarden in ruime zin, alsmede op maatschappelijke oriëntatie van de medewerkers. Verwacht wordt dat vrijwel iedere medewerker op den duur te maken krijgt met een of andere vorm van per manente opleiding. Het werk en de werksituatie zullen zo worden ingericht dat - voorzover binnen het praktische vermogen van de bank - nadelige gevolgen voor de lichamelijke en/of psychische gezondheid van werknemers worden ver meden. In doelstelling 6 komt onder meer de zorg voor de ge zondheid van de medewerkers naar voren. Gezondheid wordt vaak bepaald door een samengaan van factoren, die zowel op lichamelijk als psychisch vlak liggen. Daarbij is het soms moeilijk te bepalen in hoeverre deze factoren te herleiden zijn tot situaties in het bedrijf omdat ook oorzaken buiten het bedrijf een rol kunnen spelen. Voor zover het binnen het vermogen van de bank ligt zal hieraan in ruime mate aandacht worden besteed vooral in tijden, waarin voor de medewerkers het werk en de werkomstandigheden als gevolg van bijvoorbeeld reorganisatie kunnen veranderen. Die aandacht zal vooral preventief zijn gericht. Een ander facet dat in de doelstelling naar voren komt is de werkplek. De werknemer wordt regelmatig in de gelegenheid ge steld op een open wijze eigen inzichten met betrekking tot het werk en de werkomstandigheden te toetsen aan de inzichten van de leiding en van collega's, mede op grond van informatie, die door de bank wordt ver strekt. In samenhang met al het voorgaande is het van belang dat de medewerker in de gelegenheid wordt gesteld 'zijn zegje te zeggen', bijvoorbeeld in regelmatig te houden werkbesprekingen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1980 | | pagina 59