Contacten TV-debuut voor Marianne 29 Binnen kon je je fiets tegen de rook aan zetten. Bleef-ie nog staan ook. Er door heen klonk het gerampetamp van de dis co-installatie, bestuurd door een opge wonden d.j. Ondanks het schone weer bleef het volk hier liever binnen zitten en stroomde de tap als een brandslang. De bezoekers waren allemaal jongelui. De oudsten, negentien, twintig hooguit en de jongsten? Zestien, zeiden ze uiteraard desgevraagd. Hoeveel pilskes vieten ze per man? Sommigen, die weinig op zak hadden en bovendien weinig de kans kregen om van collega-feestvierenden wat te krijgen, konden het aantal best bijhouwen. Maar het gros hield geen aantal-verantwoording. Ze konden geen lege glazen zien staan en geen volle en daarmee basta. Het leven was goed daarbinnen. Even goed als buiten, waar het toppunt van de lente zich nu duidelijk manifesteerde. Een avond, gevuld met onbestemde, maar toch zo vertrouwde geuren. Ver mengd met ver dragende geruchten in een verscheidenheid, zoals tevoren niet gehoord. Een frisheid, die zijn weergaai nergens vond omlijstte deze avond, waarvan alleman nog weken naderhand zou zeggen: 't Is toch gek. Zo vroeg nog en dan al zo'n schoon weer. Maar daarbinnen hadden ze geen oog voor al dit schoons. Daarbinnen ver maakten ze zich met andere schonig- heid, die de Schepper evenmin voor niks heeft uitgevonden. En wie weet, is de droesem van het fijne stille burengebeu ren toch nog naar binnen geslagen? Steels gevrij tussen honderdvijftig ver pakte haringen als ge denkt dat niemand wat bemerkt. Het minnekozen, dat diver se 'grote mensen' tot hun eigen en onze grote spijt al lang verleerd schijnen te hebben. Of wenden ze alleen maar voor, dat ze 't verleerd hebben? Eens waren wij allemaal jong, en dus niks beter of slechter dan dezen hier bin nen. Wellicht in een andere omgeving, met andere leerstellingen en opvattin gen en met andere muzikaal-technische hulpmiddelen. Doch ook wij waren toen onbezorgd, bruisend als een frisse beek, overmoedig misschien. Laten we daarom Peter, die zich door de week gedraagt als een ijverige bankem ployé, druk bouwende aan zijn kostwin ning, niet euvel duiden, dat hij zich in 't weekeinde begeeft op het terrein van het overdadige en overmoedige. Van avond heeft hij hier uitzonderlijk goed den aard gehad. Er was een meidje ver schenen. Niet dat die de enige was; er verschenen er hier hele horden. Maar of schoon hij deze niet kende, zag hij er zo veel schonigheid in: hij zou er op slag het blanco gedeelte van des directeurs dik notulenboek over willen vol schrij ven. Alleen van haar. En naarmate de avond vorderde, waren ze elkaar letter lijk en figuurlijk steeds nader gekomen. Nu gingen ze hand in hand naar buiten. Om de lente-avond en eikaars nabijheid met volle teugen in te drinken. In de waterlossing, een eind buiten de bebouwde kom, liet een kikvors zich ho ren. Ronde r-geluiden maakte hij. Zijn klare taal steeg in de zwoele avondhe mel. Het was, als wou hij zijn goedkeu rend getuigenis overbrengen van de aan de slootkant opbloeiende idylle. Peter en Marja. Meer kenden ze niet van eikaars namen en achtergronden. Maar dat was nu onbelangrijk. Dat kwam later wel... Doch na elk weekeinde komt daar de maandagochtend aan in al zijn grauwe onverbiddelijkheid. De onverbiddelijk heid van de arbeid, daar neergelegd voor duizenden Nederlanders tussen de vijf tien en vijfenzestig jaar. Ook-Peter ont komt er niet aan. Vergeten dient te zijn de romantiek van gisteravond. Zijn taak wacht. Wat 'n contrast anders met gis teravond. Het in de banksfeer uitvoeren van de ta ken, welke u door of vanwege de direc tie worden opgedragen. Aldus het slot van zijn taakomschrijving. Taken die vanwege de directie werden opgedra gen, dus door het afdelingshoofd, maar goed dat er dat de meeste waren. Die waren heel anders te pruimen dan welk contact ook met zijn directeur. Een droogstoppel, op de vijftig aan fietsend, die zijn bank met een zakelijke, strenge hand leidde. Die recht op zijn doel af ging en daarbij nooit van zijn hart een moordkuil maakte, geen mens spaarde, zoals ze zeiden. Nooit praatte hij over zijn thuishaven. Via-via hadden ze ge hoord, dat hij een dochter had. Die had den ze hier weinig gezien op 't dorp, want ze was meteen, toen haar ouders naar hier verhuisden, op kostschool ge moeten. Hoogstwaarschijnlijk, zo dacht Peter, zou ze wel non worden. Iets an ders zag hij voor een nazate van de poe- derdroge, zakelijke en onsympathieke di recteur Van Groeningen niet weggelegd. Hij schrikt op uit z'n gepeins. Via de tele foon deelt de secretaresse hem mee, dat hij bij de grote baas moet komen. En dat hoeft niet hendig iemand van zijn ni veau. Dan is d'r dikwerf meer aan de hand als niks. Een euvele daad, die het afdelingshoofd niet zelf vermag te klaren of over te brengen... Vol spanning betreedt hij het werkver trek van de saaien Tinus. Die begint met een uitgestreken gezicht te vertellen, dat hij weer niet begrijpt, hoe arig toch ooit de draaikes der menselijke contacten abn elkaar geknupt worre. Maar dat hij blij is, dat hij en zijn vrouw in hun huis houwen - dat jammer genoeg bleef be staan uit maar één dochter - steeds een open sfeer hebben gehad. Waardoor ge neratiekloven, wantrouwen en achter baks gedoe hen vreemd bleven. Met stij gende verbazing luistert de baliemede werker naar deze ongekende ontboeze mingen. D'n beste is voor zijn dochter nog niet goed zat, zegt hij. Nu heeft hij van die vreemde pretlichtjes in zijn ogen. Onderwijl vat hij zijn portefullie uit zijn binnenste, rommelt er wat in. Dan schijnt het Peter toe, als wordt het hele voorname vertrek gelijk aan de Ark van Noë in een storm van orkaankracht. Vóór hem dwarrelt uit de handen van zijn di recteur de foto van een jonge man. Die foto, die gisteravond laat aan de kant van de waterlossing van eigenaar is ver wisseld, met als enige getuige de kwa kende kikvors. Als Peter weer een beetje tot zichzelf ge komen is, loopt hij terug naar zijn werk plek. In zijn hoofd de naklank van de aansporing om gauw eens kennis te ma ken met het derde gezinslid, de eega van de droge heer Van Groeningen en de moeder van haar, die de jongen gisteren in het diepste van zijn wezen gesloten heeft... De Knipbeurs Concertzangeres Marianne Langenberg van de Rabobank Heerenveen (zie Raboband febr. 1978) maakt haar TV-debuut. Op 27 mei treedt zij samen met de mannenkoren uit Assen, Rijssen, Hardenberg en Vroomshoop op in het TV-programma 'U zij de glorie' dat de evangelische omroep dan uitzendt via Ned. I. Op 25 april jl. werden in de Evenementenhal te Groningen opnamen gemaakt voor het programma waarbij de Heerenveense soliste met haar stem staat tegenover het vocale geweld van 550 mannen. De Friese toonkunstenares heeft ook voor de rest allerminst klagen over gebrek aan werk. Zo maakt ze in mei a.s. met het Rijssens mannenkoor een concertreis naar Duitsland waar onder meer wordt opgetreden op kasteel Dillenburg, het stamslot van de Nassaus. Voor september staat er alweer een concertreis gepland, ditmaal naar Duitsland en Zwitserland. Marianne Langenberg begeleidt dan het Urker mannenkoor Hallelujah.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1980 | | pagina 29