Intussen bestookt met name de midden stand, en dan meer speciaal nog de su permarktsector, doorlopend de bankwe reld met aanvragen voor wisselgeld. De cent geniet daarbij steeds de twijfelach tige eer om veruit aan de kop te gaan. In sommige streken van het land bestaat er een levendige uitwisseling van pasmunt. Van de cent kan het aanbod zelden groot genoeg zijn. En het lijkt wel alsof de pro blemen geleidelijk aan steeds nijpender worden. Een veelgeplaagd kasmedewer ker bij een plaatselijke Rabobank con stateerde in dit verband: 'Bij de brengers nemen de patatkraamhouders en de ha ringventers een vooraanstaande plaats in. Maar de allerbelangrijkste categorie zijn we kwijtgeraakt. Dat was die van de pastoors en de dominees. De cent heeft zijn betekenis verloren voor collecte schaal en offerblok. Het zijn nu dubbel tjes wat de klok slaat.' Op het ministerie van financiën zien de muntexperts zich eveneens voor raad sels geplaatst met betrekking tot de Da- vid onder de Nederlandse betaalmidde len. De diepe oorzaken van de aanhou dende tekorten kan men ook hier niet goed waarnemen. Voorlopig houden de kenners het maar op de algemene non chalance bij het publiek dat in zijn totaal met dit gedrag de centenschaarste ver oorzaakt. De exacte cijfers worden er zelfs nog bijgehaald om te bewijzen dat er centen in overvloed aanwezig zijn: 1 721 000 000 stuks a 2 gram elk. Maar de roep om nog meer zal onbeantwoord blijven. Bij de centenproduktie geldt mo menteel een soort pas op de plaats. Voor extra injecties is geen plaats. 'We zou den,' aldus de mannen van financiën, 'zodoende toch alleen maar een daad stellen die te vergelijken valt met het dempen van een bodemloze put. Het heeft heel veel te maken met onze beta lingsgewoonten die voortkomen uit een bepaalde denkluiheid. Als je ergens geld geeft, wil je ook wisselgeld terug heb ben. Velen besteden ettelijke malen daags het nodige denkwerk uit door te redeneren: o. ik krijg wel terug. Het is ook zoveel makkelijker dan in het ge drang voor de kassa precies een gepast bedrag uit de portemonnee te moeten vingeren. Van de andere kant staan we op elke cent wisselgeld. Ja, zo zijn we dan weer wel. Er moet en zal precies af gerekend worden in een winkel.' De boekhouders van het Nederlandse muntwezen geven een vuistregel ten beste: men komt zoveel mogelijk tege moet aan de algemene vraag naar mun ten. Ter illustratie vermelden ze enkele produktiestijgingen: na de wijziging van de muntwet duurde het tot juli 1968 voordat de eerste nikkelen guldens in omloop kwamen. Bijna drie jaar nadien was de circulatie van 180 miljoen zilve ren munten geheel vervangen door nik kelen exemplaren. Thans 309 miljoen stuks. Het aantal dubbeltjes verdubbelde sinds 1968 tot 1,2 miljard stuks. In het zelfde tijdsbestek nam het kwartjesbezit van 272 miljoen stuks toe tot 588 mil joen stuks. De beeldenaar, voorheen slechts gebrui kelijk vanaf het dubbeltje, kwam met in gang van 1948 voor het eerst ook voor op de cent en de stuiver. Over het gips model, vervaardigd door wijlen prof. Wenckebach, kunnen de kenners altijd nog niet spreken zonder lyrisch te wor den. 'Ondanks het voor de muntslag ver eiste geringe reliëf heeft de maker het gelaat van onze vorstin toch schitterend expressie weten te geven.' Tot op de dag van vandaag voltrekt de muntenproduk- tie en het in omloop brengen ervan zich in grote lijnen nog geheel volgens tradi tioneel patroon. Alle guldens en rijks daalders komen in distributie via De Ne- derlandsche Bank te Amsterdam of een van haar agentschappen, terwijl de PTT- kantoren de uitzetting van het 'klein goed' voor hun rekening nemen. Slechts twee wijzigingen van betekenis deden zich voor: een wetswijziging uit 1954 zette het sein weer op groen voor de aanmaak van zilveren guldens en rijks daalders, maar in juli 1967 zag onze muntfabrikant, de overheid, zich ge dwongen het zilver te vervangen door nikkel. Door alsmaar stijgende zilverprij zen dreigde de zilverwaarde van de Ne derlandse gulden en de rijksdaalder ho ger te worden dan hun nominale waarde als betaalmiddel. Van de in 1959 op nieuw geïntroduceerde zilveren rijks daalder waren er tot 1967 al 117 miljoen in omloop gebracht. De introductie van de nikkelen rijksdaal der volgde pas in 1970. Saillant detail bij dit alles: met het oog op eventualiteiten zijn muntbiljetten van de gulden en de rijksdaalder nooit officieel uit de circula tie genomen. Op elk gewenst moment kunnen de papieren guldens en rijks daalders zo weer in circulatie gebracht worden. In de schatkamers van de staat ligt voorraad genoeg. De Nederlandse munten worden gesla gen bij 's Rijks Munt te Utrecht, die dan ook beschouwd kan worden als de muntfabriek van de staat. De rondellen (muntplaatjes) voor de nikkelen munten worden rechtstreeks van de metaalver werkende industrie betrokken. Overwo gen wordt om in de toekomst met de in de Munt aanwezige machines nikkelen rondellen in eigen bedrijf te maken. Resumerend weten de penningmeesters van de staat zich geplaatst voor een uit dijende muntencirculatie. Ze zien het als een logische consequentie van allerlei ontwikkelingen. Een voor de hand lig gend voorbeeld: in vergelijking met het verleden lopen er thans veel meer men sen met geld op zak. Ook de toegeno men populariteit van automaten vereiste een grotere aanmaak van guldens en. kwartjes. Dat er aan bus- en treinkaar tjes geen centen meer te pas komen is bijvoorbeeld uitgesproken gunstig tegen de achtergrond van de hele kraptepro- blematiek. Desondanks zou Nederland zijn cent beslist nog niet kunnen missen, zoals weieens door politici is gesugge reerd. Ook in Den Haag op het ministerie weet men met stelligheid dat men voor lopig jaarlijks nog wel een flink aantal centen zal moeten presteren. Bovendien, al neemt de waarde als betaalmiddel wellicht af, als rekenmiddel is de cent gewoonweg onvervangbaar. De invoe ring van de BTW deed daar nog een aanzienlijke schep bovenop. Afrondin gen op een stuiver worden kennelijk nog niet aanvaard. Trouwens, waar moeten de grutters blijven met hun voordelige weekaanbiedingen van f 1,99 of 89 cent? Zelfs als de centproduktie vandaag of morgen werkelijk wordt stopgezet dan betekent dat nog niet het verdwij nen van de cent. Ten slotte staan er nu immers al 1,7 miljard onder de bevolking uit. Dat zou voldoende moeten zijn om voor jaren de circulatie op gang te hou den. Afschaffing van de c?nt zou boven dien een verarming betekenen van de Nederlandse taal. Bij het ontwikkelen van nieuwe uitdrukkingen kan de cent niet gemist worden. Hij is zozeer inge burgerd dat hij ook hier veelvuldig toe passing vindt. Geen centje pijn dus voor de taalkun digen als hun favoriete rekeneenheid tot in lengte van dagen blijft voortleven.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1980 | | pagina 28