30
H Sa !e
LAURENT J.M NOUWEN
OOK DE FISCUS HEEFT EEN HART
en stapte op. Met de opmerking: 'Het zal
me benieuwen wat voor kronen dat zijn!'
werd het voorval afgesloten en beiden
vergaten we de man.
Toen hij een paar dagen later terug
kwam, wist ik meteen waarvoor. Ook ik
was nieuwsgierig naar de 'gouden kro
nen'. Z'n glimlach was niet zo blikkerig
meer, maar weer was er niets dat bij me
daagde.
'Juffrouw,'- hij praatte wat moeilijker
dan de vorige keer, - 'ik heb de kronen
meegebracht!' Snel wenkte ik m'n af de- I
lingshoofd; ook hij wist meteen weer
waar het om ging.
Groot was onze verbazing toen er uit de
handpalm van de man vier kleine goud
klompjes rolden. Ik had niet meteen ge
zien hoe de vork in de steel zat, Harrie
wel. Z'n mond vertrok en z'n stem klonk j
bepaald geknepen toen hij zei:
'Nee meneer, dié gouden kronen nemen
we niet aan!'
Terwijl ik ook al min of meer vruchteloze
pogingen ondernam om m'n lachen in te j;
houden, streek de man z'n kronen weer
op. Z'n toon werd half verontschul
digend.
'Nou ja, ik dacht, ik moet toch aan een
nieuwe prothese
We waren niet meer in staat z'n af
scheidsgroet te beantwoorden
Zo af en toe springt er een uit en is aan
leiding
Marlies Geurts, Heeze
Boekjes gezocht
Het zal vele Rabobandlezers vast niet
onbekend zijn, dat van de hand van pro
fessor mr. L. J. M. Nouwen in de loop der
jaren een aantal boekwerkjes zijn ver
schenen, te weten:
1968 Belastingen in
het jaar 2000.
- 1969 Heeft de coöpe
ratieve winst een dub
bel gezicht?
- 1971 Portret van een
onbekende man - Wil
lem T reub.
- 1972 Recht en Krom -
fiscale opstellen.
- 1973 In de loop van...
'73 - fiscale opstellen.
- 1974 Van weduwen-
verbranding tot wedu-
wenpensioen.
- 1975 En passant-zes
simpele verhalen.
Genoemde werkjes zijn niet in mijn bezit
en ook niet meer te krijgen via uitgever
of de Centrale Rabobank die de versprei
ding van sommige publikaties verzorgde.
Twee latere uitgaven, verschenen in
1977 en 1978, staan al wel in mijn boe
kenkast. Ik verwacht, dat er hier en daar
op de banken nog wel een exemplaar
rondzwerft. Men zou er mij een reuze
plezier mee doen. Bij de Rabobank
Doesburg (code 3150 en t.a.v. H. Dek
ker) ben ik vrij gemakkelijk te bereiken.
Desgewenst vergoed ik gaarne de kos
ten.
Voor mij heeft opgenomen zijn in het ar
beidsproces altijd gelijkgestaan met
werken, en op school zitten met oplei
den. Met deze 'recht-voor-z'n-raap'-the-
orie kon ik in het verleden altijd redelijk
uit de voeten. Wanneer Jan bijvoorbeeld
timmerman wilde worden diende hij
eerst de lagere school te doorlopen; dan
wendt hij de steven naar het beroeps
onderwijs om vervolgens als knechtje bij
een baas te beginnen. Dat beroeps
onderwijs (theorie en praktijk) is dan de
loopplank van de school naar het uitein
delijk beroep. Blijft over het opdoen van
ervaring en het leren van de fijne kneep
jes van het vak. Ook voor het voortgezet
wetenschappelijk onderwijs geeft deze
visie, voor zover ik dat kan overzien, niet
zoveel problemen. Ook daar bestaat
meestal een duidelijk verband tussen de
opleiding die men volgt en het beroep
dat men later graag wil gaan uitoefenen.
Voor de zeer grote groep daartussen
(mavo en havo) ligt de zaak heel wat
minder duidelijk. Veel van deze leerlin
gen weten meestal zelf niet wat ze wil
len worden en denken dat een kantoor
baan al een heel aardige omschrijving is
van hun toekomstige beroep. Het gevolg
is dat de meesten bij toeval in een be
paald bedrijf belanden en weinig motiva
tie meebrengen m.b.t. hun beroep. Eerst
ijl ül jgi]
H. Dekker, Dieren
Vereniging Personeel van Rabobanken
Postbus 336,3900 AH Veenendaal
dan bemerken ze bovendien dat hun op
leiding bepaald niet aansluit bij datgene
wat ze in hun functioneren van alledag
nodig hebben.
Aan geschiedenis doen we binnen het
bankbedrijf niet zoveel en wanneer de
slag bij Nieuwpoort plaatsvond schijnt
niemand te interesseren. Hoeveel hals
wervels een giraffe heeft (bespeurt u bij
deze vraag nog het fijne addertje onder
het gras?) schijnt ook al niemand wakker
te houden en het maken van een opstel
over de vakantie blijkt heel wat anders
te zijn dan het beantwoorden van die
klachtenbrief waarin de boze cliënt in de
punten a t/m f aangeeft hoe slecht zijn
zaken bij de bank wel behartigd worden.
Dit gemis aan aansluiting tussen school
en werk zullen we dus moeten opvan
gen, want veel van onze Rabobank-
medewerkers komen uit die categorie
schoolverlaters.
Dit opvangen kan op vele manieren.
Vroeger gebeurde dat in de praktijk van
alledag. Met vallen en opstaan leerde
men vanzelf wel wat goed en wat fout
was. Wilde men ook nog studeren om
zich verder te bekwamen? Prima, maar
dat was niet de zaak van de werkgever.
Momenteel denkt men daar gelukkig
heel wat anders over.
Het zou ideaal zijn om tussen het alge
meen vormend onderwijs en het werken
binnen het bankbedrijf een vorm van be
roepsonderwijs in te lassen. Wanneer
we precies weten welke opleiding voor
welke functie vereist is en we combine
ren die opleiding dan ook nog met regel
matig stagelopen, dan zijn we er volgens
mij wel. Een van de meest gehoorde
klachten vanuit de banken ('de tijd ont
breekt') zou dan in ieder geval tot het
verleden behoren.
Aangezien deze oplossing voorshands
wel niet haalbaar zal zijn zullen we dus
naar compromissen moeten zoeken.
Kleine banken zouden - waar het de in
troductiecursus betreft bijvoorbeeld -
eens kunnen overwegen deze cursus in
een samenwerkingsverband van enige
banken te geven. Je zit wel met de vraag
welke opleiding voor een bepaalde
functie noodzakelijk is en welke oplei
ding willen de medewerk(st)ers m.b.t.
hun functie zelf graag volgen. Die oplei
ding kan een zuiver banktechnische zijn,
maar dient ook een antwoord te geven
op vragen als: Hoe moet ik met cliënten
omgaan? Hoe kom ik aan een stukje
mensenkennis? Wat accepteer ik nu wel
van een cliënt en wat per se niet? Wat
verstaan we nu precies onder dienstver
lening? Dit laatste behoeft wellicht
enige toelichting. Wanneer we onder
dienstverlening alleen maar verstaan het
tegemoetkomen aan alle wensen van de
cliënt (en 'alle wensen' dan natuurlijk
vertaald naar die wensen die iets met
ons dienstenpakket te maken hebben),
dan hebben we maar één aspect belicht.
Zo'n benadering heeft echter wel conse
quenties voor de benodigde kantoorbe
zetting, voor de wachttijden aan de ba
lie, voor die zaken die de cliënt zelf zou
kunnen doen en voor de overblijvende
tijd die besteed zou moeten worden aan
andere zaken. Kortom, moet er een ver
band blijven bestaan - ook aan de balie
- tussen de kosten en de baten, of pro
beren we daar niet te beknibbelen en
trachten we de kosten alleen maarte
drukken door te automatiseren en
elders met minder mensen te werken.
Een tweede belangrijke vereiste is, dat
alle disciplines binnen onze organisatie
m.b.t. opleidingen op eenzelfde lijn zit
ten. Wanneer ik bijv. constateer dat een
vraag aan Organisatie en Efficiency naar
de vereiste bezetting op een kantoor een
antwoord oplevert waarin zaken ver
werkt zijn zoals aantal bezoekers, aantal
kasposten enz. maar waarin geen tijd is
opgenomen voor opleiding en aan de
andere kant constateer dat de afdeling
Opleiding wel degelijk een belangrijk
stuk tijd besteed zou willen zien aan op
leidingen, dan is hier, naar mijn mening,
sprake van niet op elkaar afgestemde
doelstellingen.
Alhoewel ik mij realiseer slechts een en
kel facet rond opleidingen te hebben
aangestipt, hoop ik toch dat de deskun
digen voldoende aanknopingspunten ge
vonden hebben om t.z.t. nog eens uit
voerig op dit belangrijke onderdeel van
ons functioneren te kunnen ingaan.
Hans Koet, vice-voorzitter VPR