y V Uil \JU1I llil iv_iui uuuu rooi crc gauw genoeg gevonden.' Een dagtocht naar Amsterdam, inclusief bezoek aan het Rijksmuseum kon niet uitblijven. Berts ouders, andermaal: 'Bij dat ene schilderstuk had hij veruit het meeste belang.' Verwezen wordt naar zijn ge zegde: 'Ik zou hier de hele dag wel voor willen blijven zitten Bert van Santen zelf: 'Ik weet eigenlijk niet precies wat het was waar ik me nou zo bijzonder door aangetrokken voelde. Het waren de warme kleuren ja, en wel ke dingen nogal niet meer? Hier en daar die felle lichtval op dat over het alge meen nogal donkere doek. Misschien is dat het wel geweest wat me zo bijzon der boeide.' Spoedig na het dagje Amsterdam bleek dat Rembrandt en dan vooral diens Nachtwacht de Culemborgse scholier wel heel sterk te pakken hadden. Hij nam palet en penseel ter hand en ging aan de slag. Er moest en er zou aan de hand van beschikbare reprodukties een getrouwe kopie van de Nachtwacht ver vaardigd worden. De ouderlijke waar schuwing 'Probeer dat nou niet: je krijgt toch nooit zoiets voor mekaar' werd in de wind geslagen, en jawel hoor: er kwam na veel geploeter een schilderijtje tot stand dat bij aandachtige beschou wing inderdaad aardig wat gelijkenis vertoonde met het schuttersgezelschap van kapitein Frans Banning Cocq. Hoe begrijpelijk was de aanvankelijke trots van de maker. Maar we moeten nou niet menen dat problemen hem be spaard bleven en dat alles van een leien dakje liep. Bert: 'Door steeds maar weer dat penseel beet te pakken, door voort durend oefenen leer je kleuren mengen. Je leert de manier kennen, welke kleu ren erin moeten om een bepaald resul taat te bereiken. Hoe je er precies aan komt is moeilijk te zeggen. Je wordt er wel alsmaar handiger in, dat is een feit.' Na voltooiing van zijn Nachtwacht leek Bert van Santen het moment aangebro ken weer een stukje verder te gaan op het pad van zijn schilderkunstige ver kenningen. Er werd naarstig gezocht naar nieuwe schilderijen waarmee een voldoende binding bestond om ze na tuurgetrouw na te schilderen. Ditmaal viel het Melkmeisje van Vermeer de eer te beurt te worden uitverkoren. Lang zaam maar zeker groeide de rij van meesterwerken die in Culemborg nauw- 1 O gezet werden gekopieerd. In een vol gende fase kwamen er ook wel foto's aan bod. 'Die vraag - kan ik wel zeggen - heb ik al menigmaal gehoord,' reageert Bert hand liggende vraag waarom hij zich tot nu toe in zijn activiteiten steeds beperk te tot het naschilderen van taferelen in- plaats van de eigen fantasie de vrije loop te laten of met zijn schildersezel de natuur in te trekken. Is het een gebrek aan zelfvertrouwen? Bert' zou het niet zo direct durven te er kennen. Wel heeft hij het gevoel dat het bestaan van een voorbeeld voor hem, al is het maar onbewust, een houvast be tekent. Hij zegt: 'Het naschilderen van een foto vind ik altijd nog een heel stuk moeilijker dan een schilderij. Bij het schilderij is al verf aanwezig. Toen het gemaakt werd is er ook een stukje wer kelijkheid vertaald in kleur. De weten schap dat zoiets toen toch ook is gelukt vormt een stimulans voor mij.' Voornamelijk om weer meer te kunnen oefenen vatte de Culemborgse vrije- tijdsschilder eind vorig jaar het stout moedige plan op een tweede versie te gaan vervaardigen van zijn favoriete schilderij: de Nachtwacht. Hij: 'Aan dat eerste probeersel begon ik langzaam maar zeker toch steeds meer tekortko mingen te ontdekken. Op het laatst zag ik zoveel fouten aan het ding dat ik het prul maar gauw met het gezicht ergens tegen een muur heb gezet. Ik wilde ge woon eens kijken wat ik er nou van te recht bracht, natuurlijk in de hoop dat die nieuwe uitgave toch wel een stuk mooier wilde worden.' Het beste van het beste was nauwelijks goed genoeg bij de voorbereidingen. Het allerfijnste,schilderslinnen moest er komen, de beste olieverf. Slechts een beperking had de jonge Rembrandt- adept maar voor lief te nemen: het schilderij moest van een maat zijn die hij kwijt kon in zijn schildersdomein, een krap bemeten kamertje onder de dak pannen van het ouderlijk huis. Geduren de een maandenlang proces van moei zaam ploeteren voltrok zich in dat kleine hokje het kleine wonder. Onder de vaardige vingers van zoon Bert zagen vader en moeder Van Santen geleidelijk aan de gave nabootsing van de Nachtwacht ontstaan die sinds kort een ereplaats heeft boven het dressoir in de huiskamer. Voorlopig zal het doek daar wel blijven hangen ook, tenzij Vader Van Santen vertraagt zijn spreek tempo. 'Het zal niet meevallen om er het geld voor op tafel te leggen, al zie je het er misschien niet aan af. Maar wij weten wel wat een tijd erin zit. Als je alle uren echt zou bijhouden We hebben daar boven wat vaak gestaan. Het zou jam mer zijn als het schilderij de deur uit gaat. Je moet er de plaats voor hebben in je huis. Voor Bert zou het vanzelfspre kend een hele stimulans zijn en een leu ke cent.' De maker zelf kan er zich in het geheel niet druk om maken. Het plezier waar- delijk het zwaarst. 'Zo'n stuk linnen schildert toch veel lekkerder dan de spaanplaat die ik gewend was. Maar gelukkig ook, want ditmaal moest alles echt zo goed mogelijk gebeuren. Ik kwam dingen tegen die ik nog nooit zo geschilderd had. Zie je die strikjes op die laarzen? Zo'n lans? Heus het zijn echte priegeldingen. Het was de kunst om alles goed donker te houden, terwijl er toch van alles aan de hand is als je aan dachtig naar de donkere partijen kijkt.' Bert attendeert op het frêle figuurtje van een meisje dat tussen het krijgshaftige gezelschap lijkt te zijn verdwaald. Hij wijst op een ondeugend hondje, vestigt de aandacht op het feit dat een van de afgebeelde figuren een dode kip bij zich draagt. Dan weer vraagt hij nadrukkelijk aandacht voor iets wat de gedachte op wekt van een boog. Is het een poort? Bert geeft te verstaan dat wat hem be treft hij zijn leven lang nog wel kan blij ven studeren op dit ene ongemeen boeiende werkstuk van de meester Rembrandt van Rijn. De beheersing van de vaktechnische kneepjes is nog maar een aspect van de zaak. Zo zijn er nog tal van onderdelen. Toch realiseert Van Santen junior zich dat eens de stap naar het vrije schilde ren ook door hem gezet zal worden. Het moment lijkt niet veraf meer, want ook de tweede versie van de Nachtwacht blijft een - weliswaar vervolmaakte - kopie. Bert: 'Wat ik nu al een paar jaar doe zou je kunnen vergelijken met de vingeroefeningen van een muziekstu dent op de piano. Je leert noten en toon ladders. Daarna ga je zelf iets bedenken, dan ga je de fantasie laten werken. Wat ik daarbij een beetje mis is het contact met mensen die er dezelfde liefhebberij op nahouden. Misschien zouden die me nuttige raadgevingen kunnen verschaf fen, me een beetje op weg kunnen hel pen. Misschien hebben ze vroeger bij het schilderen ook wel dezelfde drempel vrees gekend of lopen zij met soortge lijke kriebels rond. Er werken door het hele land zoveel mensen bij Raboban- ken dat er vast wel een paar schilderen de collega's tussen zullen zitten. Ik hoop dat ze me weten te vinden.'

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1979 | | pagina 24