14 any uuyuiuy ai yewddisuiuwu vuui m weinig lichaamsbeweging en teveel nicotine. Een acupunctuurkuur in België had suc ces gehad met betrekking tot de nicotine en in 'bankverband' werd nu wekelijks getrimd in de plaatselijke sporthal. 'Ik begrijp daaruit, dat de werksfeer op uw bank plezierig is,' zei één van de in specteurs. 'Dat is juist,' antwoordde de directeur. 'Een leuk stel collega's hier, nooit problemen, behoudens een enkele uitzondering, maar ik neem aan dat bij jullie dienst ook wel eens iemand uit de toon valt. Maar kom,' zei de directeur, 'wat zijn wij toch serieus bezig, terwijl we hier meestal tijdens een controle periode erg veel plezier hebben.' Inmiddels had één van de inspecteurs het controleverslag van vorig jaar uit zijn tas gevist en bladerde erdoorheen. 'Weinig of geen bijzonderheden te mel den,' constateerde hij al snel en hij vroeg of er sedert de vorige controle belangrij ke wijzigingen waren geweest in de per soneelsbezetting van de bank. 'Ja, helaas,' zei de directeur, 'er is een afdelingshoofd vertrokken en daarvoor is een ander aangenomen, maar we zijn een zeer goede kracht kwijt geraakt.' 'Waar is die naartoe?' vroeg de inspec teur. 'Die is vertrokken naar een ander deel van het land en daar bij de Accoun tantsdienst gaan werken als controle medewerker; daar zijn jullie goed mee.' 'Verdorie,' zei één van de inspecteurs, 'het wordt tijd dat wij eens mutatieover zichten ontvangen van ons personeels bestand.' 'Ja, uw voorgangers hier heb ben hem enthousiast voor hun werk kunnen maken.' 'We zullen eens begin nen met dat werk,' zei de inspecteur en stond op. 'Zal ik voorgaan?' vroeg de directeur en hij opende de deur van zijn kan toor. Via een gang bereikten de drie mannen dat gedeelte van de bank waar een aantal afdelingen gevestigd was. Het eerste wat opviel was een stel man- nenbenen die behoorden aan een onder zijn bureau op zijn buik liggende functio naris die zich kennelijk bezighield met enige technische verrichtingen aan een stopcontact of iets dergelijks. De drie mannen bleven in een kring om de be nen staan. 'Dit is ons nieuwe afdelings hoofd,' sprak de directeur. De twee in specteurs zagen nog niets van het hoofd. Ze zagen hooguit dat zijn zolen aan vernieuwing toe waren maar ja, hij was ook nog niet zolang in dienst; be grijpelijk dus. Op zijn bureau lag een per soneelsblad en daarnaast een schrijfblok met een ballpoint; kennelijk toch een en thousiast medewerker. Inmiddels was het nieuwe afdelingshoofd met knalrood hoofd (van het bukken waarschijnlijk) onder het bureau vandaan gekropen en hij klopte het stof van zijn kleren. Het was een man van zeker 2 meter lengte en vanuit de hoogte keek hij neer op de twee inspecteurs en nadat hij zich had voorgesteld keek hij wat triestig naar buiten waar het nu regende en zei; 'Het wil nog maar niet zomeren.' De drie mannen die bij hem stonden konden deze vaststelling niet weerleg gen. een van uu inspecteurs uaciu. 'Wanneer heb ik dat meer gehoord?' De kennismaking met de andere stafmede werkers en overige personeelsleden ver liep totaal anders. Een van hen, juist bezig met de analyse van een kwartaal balans legde de drie heren het probleem even voor. Welke waarde zou aan de uitkomst ge hecht moeten worden? Tja, dat was niet eenvoudig. 'De conclusies die u gaat trekken, kunnen eventueel van belang zijn voor een bepaald gedeelte van onze rapportering,' haakte de inspecteur in, 'misschien mag ik dat vanmiddag met u doornemen?' 'Dat lijkt mij erg plezierig,' antwoordde het afdelingshoofd, die het prettig vond zijn visie aan die van een buitenstaander te kunnen toetsen. Op dat moment kwam een medewerk ster, die zichtbaar moeite had om niet in lachen uit te barsten de directeur waar schuwen, dat het nieuwe afdelingshoofd ongelukkigerwijs met de lift tussen de begane grond en de eerste verdieping was blijven steken en via de telefoon hulp had ingeroepen. Onder grote belangstelling werd de on derste liftdeur geopend en de aanwe zigen konden via een ruimte van 50 cm in de lift kijken. Een benauwde stem klonk: 'Ik wilde alleen de noodrem maar even proberen.' Toen op de laatste controledag met enige weemoed afscheid genomen werd en de inspecteurs naar het regiokantoor reden om het rapport in te leveren re gende het weer. Eén van de inspecteurs zei wat gedach teloos: 'Het wil nog maar niet zomeren.' 'Verhip,' zei z'n collega, 'begin jij nu ook al.' W. L. Cappon, P. M. G van Schijndel (Ook twee medewerkers van de Accoun tantsdienst.) Contrasten Zwervend door de desolate sloppen van Santa Lucia, eens de romantisch bezon gen volkswijk van Napels, zagen wij een kleine bank: 'Banco diSanto Spirito'. Dat klonk ons nog vertrouwenwekken der in de oren dan de kreet 'de bank voor iedereen', dus wipten wij er even binnen. Uit pure plagerij vertelden wij de niet meer zo jonge employé dat we tijdens een eerder bezoek aan Rome hadden gezien hoe de paus eerst de communi cantjes en daarna de honderden 'tifosi' (supporters) van Milaan ludiek en en thousiast betrokken had in zijn zegenin gen. De man moest de prik even verwer ken. Z'n blik dwaalde langs de kale mu- i ren waar een ingelijste pauselijke bood- bLtidfJ tftfn ctn/Lntr van erri nis yr- kleed meisje dat reclame maakte voor pen frisdrank, het enige ornament vorm den. Vervolgens rustten de ogen een moment nog op het schamele meubilair, dat door de zuinigste technische dienst in onze Rabobankorganisatie naar de schroothoop zou zijn verwezen Ach, klonk toen het filosofische verweer, 'vroeger haalden de keizers hun vecht en werkvolk uit onze Campania, later zag Paus Julius de Prachtlievende er geen been in de kunstschatten uit onze Napo litaanse paleizen en kerken te halen om er de favoriete basilieken in Rome mee te decoreren, en nog later lokten de rijke voetbalcaesars ons jonge voetbaltalent weg het zijn altijd weinigen geweest die veel namen en velen die weinig ont vingen. Het klonk allemaal wat overtrokken en melodramatisch, maar daarvoor ben je dan ook in Napels. De woorden maakten mij in elk geval iets duidelijk van de du rende tweespalt en onrust in dit verruk kelijk klassieke land, waar de beste be doelingen en initiatieven al te vaak ver zanden in bureaucratie en achterdocht. Chauvinistisch getinte vergelijkingen kan men beter achterwege laten, maar nuch ter observerend ontkomt men niet aan de indruk dat samenleving en democra tie in Italië begrippen in wording zijn. Er is een relatief rijk Noorden, maar er is ook een Zuiden met analfabetisme, met hele dorpsgemeenschappen waar het aan voor ons vanzelfsprekende leefvoor- zieningen ontbreekt, met steden waar duizenden berooiden en 'nonvaleurs' niets te verliezen en in te brengen heb ben, van de ene dag in de andere dag scharrelen met kleine handel en gapperij en aldus een voedingsbodem vormen voor ernstige ontsporingen en explosies. Van de oude Romeinen stamt de term plebejers; in het hedendaagse Italië is er een klasse van wegwerpmensen waar aan men elders in Italië én in Europa al te achteloos voorbijgaat. Een eenzaam affiche op een vergeten plek pleit wat verlaat voor zittingname in het Europees parlement. Och, voorlopig zal het Superparlement nog weinig arm slag hebben en zal de grootheid meer blijken uit manifesten dan uit pure macht. Maar wat niet is, kan nog wor den en mogelijk kunnen de banken van West-Europa daartoe zelf een bijdrage leveren door de vorming van een EBG, een Europese Bancaire Gemeenschap op basis van de wijsheid dat commercial banking slechts haalbaar is als men soci- a! banking prioriteit verleent, zodanig dat Italië's lot ons probleem wordt. De grote bankconcerns verenigd in een medium voor observatie en informatie. Als onze doelstelling zo verstaan kan worden dan is het geen illusie dat eerst daags tot in de verte en nu nog achter lijkste regio van ons continent de zon van welzijn zal schijnen in de huizen en huurkazernes en in de harten van de bur gers die er wonen. Het is allemaal een kwestie van mentali teit. I P. Verschoof, Rabobank Tilburg

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1979 | | pagina 14