veel te zwaar, terwijl er dij IZ,ö procent sprake was van een (ernstig) verhoogde bloeddruk. Ook bij het periodiek medisch onderzoek voor de Centrale Rabobank in Utrecht werd met de automatische ver werking van gegevens vast een begin gemaakt. In de leeftijdsgroep 35-45 jaar kwam bij 11,7 van de kandidaten de diagnose 'stress' uit de bus. De groep boven 45 jaar scoorde zelfs ruim 22 pro cent. Van 240 PMO-klanten zijn gegevens ver werkt. Waar het om hart- en vaatziekten ging, werd er in 128 gevallen een matig verhoogd risico en in 89 gevallen een sterk verhoogd risico geconstateerd. In de groep tussen 35 en 45 jaar rookte 24 procent overmatig en meer dan 10 pro cent liet ernstig overgewicht aanteke nen. Nog eens 37 procent had te maken met (ernstig) verhoogde bloeddruk. Bij de kandidaten die 45 jaar of ouder wa ren zagen de cijfers er ook niet al te flo rissant uit. Van elke vijf kandidaten was er één veel te zwaar. Het percentage overmatige rokers lag hier op 17, terwijl een kwart van alle keuringsrapporten voor deze groep de uitslag (ernstig) ver hoogde bloeddruk vertoonde. Duidelijk springt naar voren dat juist de midden groep extra kwetsbaar voor hart- en bloedvaataandoeningen is. Het is een bevestiging van indrukken die ook elders in het bedrijfsleven werden opgedaan. Maar wat moet de gemiddelde lezer nu met zo'n opsomming van al dit cijferma teriaal? Men neemt er belangstellend kennis van, om vervolgens naar alle waarschijnlijkheid weer over te gaan tot de orde van de dag. Bij de artsen ligt het heel wat anders. Zij krijgen door het ver zamelen een samenhangend beeld. Het resulteert in enkele nadrukkelijke alarm signalen, zodat men zich meteen kan be raden overeen mogelijk tegenoffensief. Welke risicofactoren kunnen door bege leiding of ingrijpen gunstig beïnvloed worden? Het is de kardinale vraag waar aan ook het Periodiek Medisch Onder zoek voor personeel van de plaatselijke banken zijn zin en betekenis ontleent. De verantwooraeiijKe meaici neDDen niet ae indruk dat de uitkomsten bij de Centrale Rabobank nou zoveel verontrustender zijn. Er zijn ook met betrekking tot de plaatselijke banken wel gegevens die de artsen zorgen baren. De procentueel ge zien snelle groei van het aantal perso neelsleden dat vroegtijdig moet afhaken als gevolg van arbeidsongeschiktheid is zo'n teken aan de wand. In 1975 ging het bij de plaatselijke Rabobanken nog slechts om 21 gevallen; twee jaar later waren het er al 59. Het afgelopen jaar kwamen er 86 WAO-meldingen binnen. Daarvan hadden er 16 betrekking op bankdirecteuren en het ziet er naar uit dat dit jaar het verontrustende record andermaal scherper wordt gesteld. Een schatting over het eerste kwartaal van dit jaar kwam uit op 58 nieuwe WAO- gevallen. De cijfers hebben al geruime tijd de vraag opgeroepen; wat doen we eraan? De vervroegde benoeming van een mededirecteur kon hier en daar al iets van de noodzakelijke taakverlichting brengen. Uit ervaringen met het Periodiek Me disch Onderzoek komen echter ook ge gevens naar voren over andere perso neelsgroepen die kwetsbaar zijn. Met name vallen er met het klimmen der ja ren klappen onder de van oorsprong uit gesproken administratieve krachten. Ze hebben hun functies de afgelopen jaren inhoudelijk sterk zien wijzigen als uit vloeisel van diverse automatiseringspro jecten. Lang niet iedereen heeft het kun nen bijbenen of er ontstond een situatie dat mensen constant op hun tenen moesten lopen. De keurende artsen bij het PMO kunnen erover meepraten. In de keuringscyclus 1974-1975 stuurden zij op een totaal van 1781 gekeurde kandidaten er 285 door naar een gespecialiseerde ge- spreksarts. De twee daaropvolgende ja ren werden er van de 2374 kandidaten 302 doorgestuurd en van de 1443 on derzochte personen in 1978 ontvingen er 1 65 nadien nog een uitnodiging voor een consult bij zo'n gespreksarts. Op merkelijk detail bij deze gegevens is het aantal wegblijvers op het spreekuur van zo'n specialist: 83 mensen die zo'n op roep kregen, reageerden vervolgens in het geheel niet in de eerste onderzoek- periode. In de daaropvolgende jaren lie ten achtereenvolgens 66 en 48 mensen verstek gaan. Om een duidelijk inzicht te krijgen in de aard van de klachten zijn onlangs de keuringsgegevens doorgelicht van 346 staffunctionarissen die gedurende de af gelopen drie jaar een gespreksarts raad pleegden. Daarbij kwam aan het licht dat 68 procent van de verwezen kandi daten spanningsverschijnselen vertoont die men niet zelfstandig de baas kan. De gemiddelde leeftijd van de 237 mensen uit de stress-groep bedroeg 44 jaar. Werkomstandigheden werden als voor naamste oorzaak van de spanningen aangevoerd, van ae stattunctionarissen die met stress-verschijnselen te kampen hadden, betwijfelde 67 procent of men het werk zou kunnen volhouden tot de pensioengrens. Iets meer dan de helft constateerde een persoonlijk tekort aan werktechnische kwaliteiten en kwali teitsgebrek bij het personeel. Vrijwel ge lijk was het percentage dat toegaf slechts moeizaam de verantwoordelijk heid die hun functie met zich meebracht te kunnen dragen. Iets meer dan de helft van de kandidaten vond dat men met het vorderen van de jaren minder goed op kon tegen de eisen die het werk stelde, terwijl een nage noeg gelijke groep de begeleiding van superieuren en Centrale Rabobank als onvoldoende beschouwde. Vragen met betrekking tot het verrichten van over werk of het opnemen van te weinig va kantie werden respectievelijk in 47 en 33 procent van de gevallen positief beant woord. Er wordt door 32 procent van de mensen die in contact met de gespreks- artsen kwamen verlangend naar de pen sioendatum uitgekeken. Ongeveer een kwart van de ondervraagden was van oordeel dat de persoonlijke opleiding te wensen overliet; eenzelfde groep erken de er moeite mee te hebben werk aan anderen over te geven. Aanwijsbare huwelijksproblemen bleken slechts bij 11 procent oorzaak van het ontstaan van stress-situaties. Zo staan er tussen de onderzoekresulta ten nogal wat uitkomsten die tot naden ken stemmen. Voor het trekken van con clusies vinden de verantwoordelijke ge neesheren het echter nog te vroeg. Daarover willen ze eerst graag meer concreet cijfermateriaal in handen heb ben. Het belang van een grondig en uit gebreid PMO wordt er nog eens extra door onderstreept. Inmiddels is er op papier alvast een be gin gemaakt met een verdere perfectio nering van de medische begeleiding voor het personeel van de plaatselijke banken. Meer bijzonderheden daarover in een volgend artikel.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1979 | | pagina 7