weer eens wat gaan fotograferen. Er zijn nog zoveel dingen die verwezenlijkt moeten worden. Zo'n uitzending vol popmuziek ook. Daar moet ik tussen zit ten. Daar zie je de echte mens. En hoe de mens zich gedraagt, dat interesseert me. Inclusief alle uitwassen.' Martien Coppens groeide op in Lieshout, 'een dorp waar een kind nog leven kon'. Zijn aandacht en liefde voor de natuur heeft hij vooral van vader Coppens mee gekregen. Aanvankelijk zou hij thuis ook moeten opvolgen in de klompenmakerij. Fotografie, met een kastje langs de deur, dat was maar niks. 'Ik mocht er geen vak van maken. In plaats daarvan nam vader je mee op pad om bomen te kopen of te schatten. Je kwam overal in de streek, ook helemaal achteraf op boerderijen. Je ging zien en kijken, leerde het landschap kennen.' Waarnemen, kijken en zien - het zijn ei genschappen die hij nog in versterkte mate ontwikkelde sinds hij in 1930 toch toestemming kreeg om in München fo tografie te gaan studeren. Coppens ver telt over de portie geduld die vereist is om iets naar behoren opgenomen te krij gen. 'Zo'n landschap, dat is geen kwes tie van zomaar knippen. Het is wachten tot de wolken naar je zin zijn of totdat de gewenste plens licht net goed valt. Je gaat dan vanzelf steeds beter kijken. 0, je beleeft zoveel terwijl je daar bent, af wacht. En alles ligt voor de hand. Je hoeft maar te kijken, meer niet.' Om scherp te kunnen blijven kijken toont meesterfotograaf Coppens zich nogal te rughoudend waar het gaat om bepaalde technische verworvenheden in zijn vak. 'Dat automatische gedoe' werkt volgens hem de vervlakking in de hand, het ver lies van vaardigheden. Evenmin is er de drang om ver van huis inspiratie te zoe ken. 'Anders, vreemd en wonderlijk moet het tegenwoordig zijn. Ik mis die behoefte. De moderne mens is opper vlakkig, gemakzuchtig, gauw tevreden zou ik zeggen. Neem de opgang van de oosterse religies. Uit sensatiezucht pik ken ze daar ook alleen wat oppervlakkig heden uit mee. Wat moet ik met vreem de culturen? Je kunt niet de woorden vinden die je werkelijk nodig hebt. Een echt gesprek aangaan, vergeet het maar. Je mist zoveel voor een juist begrip. Dat je een vreemd volk begrijpen kunt is een onmogelijkheid, zelfs al lees je je een on geluk. Jaren terug werd me serieus ge vraagd kunstschatten in Frankrijk, Span je en Italië op foto te zetten. Mijn foto's van koorbanken en de kathedraal in Den Bosch waren in de smaak gevallen. Ze dachten zeker dat ik dwaas ben. Het is toch ook te zot. Als ik iets in die richting van plan was, begon ik er zelf wel aan. Ik denk er niet over me te verkopen. Je begraaft je door zo'n werk te accepteren. Het slokt je helemaal op, anders heeft het ook geen zin. Maar waarom zou ik? Er zijn hier nog zoveel dingen vast te leg gen die anders gemakkelijk over het hoofd worden gezien. Kleine dingen waar iets van uitgaat. Voor iedereen, in teressant voor ieder mens. Werkelijk, ze zijn er nog in voldoende mate.' Het in zich opnemen van sfeer, net zo lang totdat hij er volledig van is door drenkt, legt bij de portretfotografie van Martien Coppens niet minder gewicht in de schaal dan bij de vervaardiging van willekeurige landschappen. Hij: 'Foto graferen in een atelier, het had gekun- nen. Maar liever was het me te werken bij mensen in hun eigen omgeving. Je kunt het gesprek voeren wat je nodig hebt. Dat hoeft niet per se een lang, breed en diep verhaal te worden. Het kunnen ook weinig woorden zijn. De fo tograaf alleen maakt geen portret. Dat is ook gedeeltelijk werk van het object. Het model moet zich bloot durven geven, letterlijk misschien. De mens die daar zit moet zichzelf kunnen zijn; de fotograaf moet - geeft niet hoe - hem zover zien te krijgen.' Later, terwijl het gesprek duurt en duurt, terwijl uur na uur verstrijkt, zal de Eind- hovenaar die samenwerking nog nader aanduiden als het stille complot. 'Het gevoel dat je met elkaar te maken wilt hebben moet er zijn. Nee, het model moet niet worden wat ik ben. Kom, kom. Nu niet de zaak omkeren. Daarom nou net ligt de reclamefotografie me niet. Daar arrangeer je 'een werkelijkheid'. In mijn werk heb je niet te bestellen. Eén ding mag bij het fotograferen van de mens nooit vergeten worden: je neemt hem mee. Het is vooral oprechtheid die een model het gevoel geeft zichzelf te kunnen zijn. Ik heb gefotografeerd in kampen vol vluchtelingen uit de oost- bloklanden. Wat zich daar afspeelde was zeker niet altijd even fraai. Er waren heel opstandige lummels bij. Maar iedereen kon zien wat ik in mijn schild voerde, en er is niets wat zo sterk overkomt als op rechtheid. De mensen zagen wat erach ter stak. Ik had interesse en dat werd ge voeld. Ook van die vreemde man werd ten slotte geaccepteerd dat hij hen mee nam. Dan kunde goei dingen maken Een ander voorbeeld: als Brabander kom ik toch maar overal binnen in Staphorst. Die foto's daar mag ik toch maar knip pen. Heel uitzonderlijke dingen. Sterke vrouwen, een koninklijke houding. Daar hebben we echt veel plezier gehad, en hoe is dat te rijmen met andere foto's die zogenaamd terloops gemaakt moes ten worden?' Opeens gaan de gedachten terug naar het verslag dat Coppens eerder tijdens het vraaggesprek deed bij de aanblik van een foto. Het gebeurde tijdens een zon dagse fietstocht in de contreien van Lieshout. Coppens: 'Heel vlak langs de heg schuifelde hij. Een verschrikkelijk eenzaam mens, nageroepen door ieder een. Uit een karreke verkocht hij be zems, ergens in de hei gemaakt. Ik zie nog dat gezicht toen wij hem nadrukke-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1979 | | pagina 29