Muntenman hoeft geen eremetaal 24 V/ rj Mirt|i| Samenspraak voor drie heren. Wat ver telt muntenverzamelaar J. van Poppel de geamuseerd toeluisterende hoofddirec tieleden Bakx en Lardinois tijdens dit on gedwongen onderonsje? Als er wat te vieren viel deden plaatselijke banken in de afgelopen jaren zelden vergeefs een beroep op de man met het geheven vin gertje. Hij verzorgde, of zeg maar liever vertroetelde, voor de Centrale Rabobank een uitgebreide muntencollectie. Op hoeveel manifestaties fungeerde de kostbare verzameling als trekpleister? Ze vormde min of meer een levenswerk van de man die bij zijn afscheid op 78-jarige leeftijd nog even stevig in het nieuws kwam door een onderscheiding te wei geren. 'Voor mij geen medaille,' luidde het principiële commentaar van de Eind- hovenaar toen de loco-burgemeester van de gemeente uitrukte met de zilve ren eremedaille verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau. Voor de muntenver zamelaar, als haast geen ander ver trouwd met goud, zilver en brons, hoef de het niet. Een verslaggever van de plaatselijke krant vernam dat de heer Van Poppel vast op goud had gerekend. Officieus nam 'de muntenman' in april 1965 al afscheid, maar vanaf dat tijdstip is de gepensioneerde Van Poppel nog ruim dertien jaar de man geweest die stad en land afreisde met zijn in 1965 door de bank overgenomen privécollec- tie munten. De heer Van Poppel, zeer geïnteresseerd in heemkundige zaken en daarbij nog eens jarenlang in de weer als conservator van het museum Kempen- land, vond na een zestigjarig dienstver band dat het toch welletjes was ge weest. En de Centrale Rabobank zorgde in Eindhoven uiteraard joyeus voor een tweede en ditmaal officieel afscheid. Vanaf het moment dat men mij verzocht om namens de VPR deze rubriek te ver zorgen, heb ik met het dilemma gewor steld of ik nu zo moest schrijven dat ik nimmer iemand op de tenen zou gaan staan, of dat ik zaken aan de orde zou moeten stellen die bij een breed lezers publiek leven, ook als dat onderwerp voor sommigen minder plezierig is. Het meest voor de hand liggend is dan om je onderwerpen zo neutraal mogelijk te houden en er voortdurend voor te waken je mening al te duidelijk te etaleren. Het geschrevene blijft dan lekker oppervlak kig en er zal weinig kans zijn dat iemand zich in een uitspraak zal vastbijten. Het gevolg is dan onvermijdelijk wel dat een uitgave een verzameling bladvullingen wordt, waarop waarschijnlijk niemand zit te wachten. Ook de landelijke publici teitsmedia houden met dit gegeven ter dege rekening. Nu is zoiets voor een journalist, die toe standen van buitenaf bekijkt, altijd veel makkelijker op te lossen dan voor schrij vers die deel uitmaken van de organisa tie waarover zij schrijven. Behalve het feit dat wij - net als journa listen - ons aan de waarheid zullen moe ten houden, dienen we ook nog rekening te houden met allerlei gevoeligheden. Iets waar de doorsnee journalist naar mijn idee weinig boodschap aan zal heb ben. Een gevolg van deze voorzichtige iallali! Vereniging Personeel van Rabobanken Postbus 336 Veenendaal opstelling is dan automatisch wel dat de lezers weinig behoefte en bovenal wei nig aanleiding zullen hebben om daad werkelijk op papier aan discussie en meningsvorming deel te nemen. Om maar eens een voorbeeld te geven het volgende. Op dit moment is er grote behoefte aan mensen die de opleiding Beheerder Reisbureaubedrtjf gevolgd hebben. Logisch dus dat veel Raboban ken hun uiterste best doen mensen op deze door onze eigen organisatie ver zorgde cursus te krijgen om zodoende straks te kunnen beschikken over des kundig personeel. De heer X besluit op enig moment tijdens de loop van boven bedoelde cursus Rabobank A te verlaten en in dienst te treden van Rabobank B. Er wachten hem op dat moment nog 4 cursusdagen. Als reactie op deze voor Rabobank A teleurstellende mededeling deelt de directie hem mee, dat hij welis waar de cursus mag blijven volgen, maar dat hij daar dan wel 4 verlofdagen voor dient in te leveren. Waarom gebruik ik nu dit voorbeeld? Vooraf dient de lezer te weten dat de be trokkene niet op de hoogte is dat ik zijn probleem openbéér rViSak êh Ik WÖ5T ÖU5 nog maar afwachten of hij mij later geen verwijten zal maken dat ik dit probleem zonder zijn voorkennis en goedvinden in brede kring bekendmaak. Terug naar de vraag. Voor deze man is onze coöperatieve structuur en de daar uit voortvloeiende gedragslijnen een on begrijpelijke en voor hem persoonlijk zelfs nadelige structuur. Ik kan me ten minste niet voorstellen dat bij een employé van een handelsbank in een overeenkomstige situatie hetzelfde zou gebeuren. Eigenlijk zouden hij en mede- werk(st)ers die met een gelijk probleem worstelen in de gelegenheid moeten zijn om over dit minpunt van onze coöpera tieve structuur een discussie op gang te brengen. De voordelen worden nl. over het algemeen meer dan breed uitgeme ten, de nadelen worden helaas in veel gevallen weggemoffeld of in zeer be perkte kring besproken. Naar mijn me ning mogen we echter niet schromen om ook die minpunten te noemen. Wan neer die minpunten nl. algemeen bekend en onderkend zijn, kon de discussie op gang komen en kunnen oplossingen ge vonden worden. Maar verwacht u nu dat zo'n individuele lezer zo'n probleem aan bijv. de redactie van Raboband voorlegt met de bedoe ling op die manier de discussie op gang te brengen? Ik betwijfel dat ten sterkste en ik vermoed dat de betrokkene het idee heeft dat hij dan beter gelijk de guil lotine kan opzoeken. Waarom ik dit thema als onderwerp voor dit artikel gekozen heb? Op de eerste plaats omdat ik uit het februarinummer van Raboband begre pen heb, dat de redactie van dit blad zoekt naar een formule die het tweerich tingsverkeer kan verbeteren en als ge volg daarvan de leesbaarheid verhoogd zal worden. Op de tweede plaats omdat ook binnen de VPR deze problematiek al enige tijd onderwerp van discussie is en op de derde plaats omdat ik van mening ben dat individuele lezers om bovenge noemde redenen er niet zo makkelijk toe zullen komen om zaken ter discussie te stellen als men vooraf kan verwachten dat over het onderwerp verschillend ge dacht zal worden. Veel makkelijker ligt dat wanneer je dat doet als vertegen woordiger van een groep personeelsle den. Met zo'n 1000 contactpersonen be schikt de VPR over de mogelijkheden om een gesignaleerd probleem snel op die plaats te krijgen waar over dat probleem gesproken kan worden zonder dat het individuele lid daar zijn naam aan moet verbinden. Het dilemma dat ik u bij de aanvang van mijn stukje voorhield, is voor mij per soonlijk inmiddels niet meer zo groot. Ik denk dat schrijvers die namens een groep spreken, de eerst aangewezenen zijn om problemen zo duidelijk mogelijk voor te leggen. De discussie volgt dan waarschijnlijk vanzelf wel. De schrijvers hebben natuurlijk wel de hulp van de le zers nodig. Die moeten wel de seintjes geven. Hans Koet, vice-voorzitter VPR

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1979 | | pagina 30