Ontdooien
1
m HET SPIONNETJE
Weet u nog, die barre winterweken? Het
lijkt alweer zo lang geleden. Het tempo
waarin we leven dwingt ons snel afstand te
nemen. Toch, zo af en toe, denk ik er nog
wel eens aan terug. Er gebeurde namelijk
iets in die weken, ook al leek het leven ver
stard en bevroren.
Het was op zichzelf een vreemde gewaar
wording zo machteloos thuis te zijn. Je was
niet ziek, maar je bleef toch in huis en
wachtte. Ik denk aan die witte, koude mor
gen toen ik een afspraak had ergens in
Drente. Voorzichtig waagde ik me even
buiten. De hele laan glinsterde onheilspel
lend. De garagedeur was dichtgevroren. Er
was niemand op straat. Merkwaardig stil
was het zonder de doffe zoem van verkeer,
dat ergens buiten het dorp anders altijd
langs de rijksweg raasde. Stilte, diepe stilte.
Voorzichtig schoof ik over de weg en con
stateerde dat het onmogelijk was. Een auto
zeilde onzeker de hoek om. Een roekeloze
buurman had toch geprobeerd zijn kantoor
in Amsterdam te bereiken, maar hij had
het opgegeven. We grinnikten als kinderen
die spijbelden. Het woord dat steeds weer
opklonk was: onmogelijk.
Ik belde mijn afspraak af. Ze hadden me
trouwens ook niet verwacht met die ijzel.
Zorgelijk keek ik naar mijn volle agenda.
Hoe moest dat als er de volgende dagen
ook afspraken afgezegd moesten worden?
Hoe pas je die weer in? Toch voelde ik me
opeens los van alles. Wat deed het er eigen
lijk toe? Dan maar niet. Onmogelijk is im
mers onmogelijk?
Even later zat ik met een boek en een kop
koffie op de bank. Buiten sneeuwde het.
Heerlijk die rust, zo maar midden in de
week. Op dat moment 'hoefde' er niets.
Je wist niet of je de volgende dag weg zou
kunnen dus had het geen zin iets voor te
bereiden. Wat een gevoel van rust en ont
spanning geeft dat.
Twee kinderen met een slee kwamen naar
de voordeur. Ze hadden stukken van een
oude badhanddoek om hun schoenen. Hun
enthousiaste stemmen schalden door de
stilte. 'We gaan boodschappen doen voor
iedereen op de laan. Wilt u een lijstje ma
ken en zoveel mogelijk gepast geld meege
ven?'
Ik wist zo gauw geen boodschappen en ik
wilde 's middags zelf maar eens proberen
naar de winkels te komen. Maar van de
oude mevrouw verder op de laan hadden
ze een hele lijst. 'Onze school is gesloten en
Mien
Holthuizen
zo lang dat duurt doen we elke dag bood
schappen voor haar,' glunderden ze.
's Middags besloot ik het er ook op te wa
gen.
Het viel niet mee. Er was werkelijk niets
meer mogelijk dan schuiven. Linker voet
voor, rechter voet bijschuiven. Voor mij
uit, langs de kant van de weg stond een ou
dere mevrouw, die niet meer voor- of ach
teruit durfde. Ze hield zich krampachtig
vast aan een struik.
'Zullen we het samen eens proberen?'
'Graag,' zei ze en klampte zich vast aan
mijn arm. Daar gingen we. Schuif, schuif,
schuifWe schoven voorbij een aardig
cafeetje. 'Zullen we samen een kop koffie
drinken?' stelde ze voor. Het leek warm en
gezellig binnen.
We lachten eens tegen elkaar en noemden
namen. Ze bleek dicht bij me in de buurt te
wonen, maar ik, uithuizige, kende haar
niet. Ze was weduwe, geen kinderen, eigen
lijk niemand die zich om haar bekommer
de. 'Gezellig hè, om hier zo te zitten,' zei ze
en ik voelde me beschaamd dat mensen
zich zo weinig aan elkaar gelegen laten lig
gen.
We deden daarna de meest noodzakelijke
boodschappen en schoven weer samen op
huis aan. Op een parkeerterrein stonden
nog wat auto's van moedige zielen, die het
toch maar gewaagd hadden. Een jonge
vrouw, duidelijk in verwachting, stapte uit.
Ze greep naar haar boodschappentas, die
achter in de auto lag en keek twijfelend
naar de gladde straat. Een ouder echtpaar,
ook met de auto, zag haar. 'Daar komt
niets van in,' zei de vrouw, 'in die toestand
gaat u geen boodschappen doen. Wat hebt
u nodig? We brengen het wel bij u thuis en
dan rekenen we wel af. Probeert u nu maar
veilig thuis te komen. Wees voorzichtig en
waag het niet nog eens op straat te komen,'
lachte ze.
Toen ik de volgende dag toch maar weer
op pad ging, reed ik met de auto naar het
station en pakte daar de trein, die zowaar
redelijk op tijd was. In de coupé was al
gauw een levendig gesprek gaande. Een
meneer had op straat zijn hand pijnlijk ge
schaafd. Met vereende krachten werd er
een soort verband aangelegd van papieren
zakdoekjes met een draadje haakgaren er
omheen. Het zat keurig.
Op de terugweg was het helemaal mis met
de trein. Er vielen er twee uit en wanneer
de derde zou komen werd nog niet bekend
gemaakt. Er stonden nogal wat mensen
kouwelijk op het perron te kleumen. 'Ik
heb het koud,' zei mijn buurvrouw, nadat
we tegen elkaar onze ergernis hadden uit
gesproken, 'zullen we in de wachtkamer
een glas wijn gaan drinken? We horen wel
wanneer de trein komt.'
Ze bleek directrice te zijn van een tehuis
voor gehandicapte kinderen en had een
vrije dag genomen om haar moeder in het
ziekenhuis te bezoeken. Ze vertelde zo le
vendig over haar werk dat we nog bijna de
trein misten toen die eindelijk voorreed.
Het was een fijn gesprek geweest.
Vreemd, dat er altijd extreme omstandig
heden nodig zijn om contact te leggen tus
sen mensen. Normaal lopen we ongeïnte
resseerd langs elkaar heen en als je eens
iets tegen een vreemde zegt, word je vaak
aangekeken op een manier van 'waar be
moei je je mee.' Nu was het heel gewoon.
Er werden boodschappen gehaald voor
mensen die dat zelf niet konden, er werd
nu opeens gezorgd voor zieke buurtgeno
ten. Je informeerde belangstellend waar ie
mand heen moest en als je dezelfde kant
uit moest, bood je aan iets mee te brengen
of af te geven.
Maar het is definitief voorbij, evenals die
ijstijd. Het leven heeft zijn normale loop
genomen. Al lang. We zijn die periode al
bijna vergeten. Als je nu in de trein een
coupé binnenstapt brom je onverschillig
'goeiemorgen' en dan geeft niemand ant
woord. We kijken weer stuurs voor ons uit
en als de trein stopt dring je snel naar de
uitgang om te voorkomen dat een ander
een seconde eerder uitstapt. We hebben
niets meer met elkaar te maken.
Toch denk ik met enige nostalgie terug aan
die onwerkelijke ijzelweken en ik vraag me
af hoe u zou reageren als ik u, onbekende,
morgen tegenkom en ik nodig u uit om zó
maar samen iets te gaan drinken. Mis
schien tikt u tegen uw voorhoofd of denkt
u dan och, die vrouw is zeker blijven ste
ken in de ijstijd.