Hij hapt in een hees mondorgeltje. Kleumen
de vingers raspen langs de snaren van een
mandoline. De melodie klinkt onbestemd. Op
de hoes van het instrument wat onbeduiden
de muntstukjes. Boterhampapier camou
fleert een jeneverfles. Dirk van Oostveen,
beetje haveloos in zijn slobberige winterjas,
heeft rugdekking aan een glaswand. Elke blik
buitenwaarts treft torenhoge gebouwen. In
de diepte raast verkeer af en aan. Achteloos
trekt de menigte in golven aan de speelman
voorbij. Iedere golf staat gelijk met de aan
komst van weer een trein op het Utrechtse
station. Via de verkeersvrije verbinding van
de voetgangerstraverse haast de massa zich
voort. Ginds wacht het werk, de binnenstad
of Hoog Catharijne, winkelhart van Neder
land. het marmeren middenstandpaleis.
Geen mens vrijwel slaat acht op de sjofele
muzikant. Zo goed als per abuis zit hij daar.
Violist van huisuit, geeft hij te verstaan. Nee,
het heeft niet zo mogen zijn. Dat proefspelen
in Haarlem en bij de Amsterdamse opera is
op niets uitgelopen toen. Maar wie weet,
misschien geniet ik zo meer bekendheid nog
dan in een beroemd orkest. In de zomer zet
ten honderden mensen me op de foto. Je
beurt dan wel 40 of 47 gulden op een dag;
een beste broodwinning, veel geld voor een
goeie plek
Nog 50, nog 25 meter en het mandolinege-
jammer heeft z'n tijd gehad. Dan krijgen ro
mantische klanken de overhand. Druipend
uit onzichtbare geluidsbronnen in het pla
fond. Vrolijke wijsjes en zorgeloze deuntjes,
de eerste verlokkingen van het moderne win
kelcentrum Hoog Catharijne. Een complex
dat met inbegrip van zes parkeergarages in
de eerste 5 jaar van zijn bestaan al een on
weerstaanbare aantrekkingskracht heeft be
wezen. Een trekpleister, een attractie van de
eerste orde. Jaarlijks 15 miljoen bezoekers
worden er geregistreerd, met andere woor
den; wekelijks 300 000 mensen of een ge
middelde van 10 000 per uur. Luttele minu
ten slechts na aankomst per trein, bus, auto,
fiets of anderszins slenteren ze al langs de
aanlokkelijkste etalages. Het overdekte ka
rakter van het geheel maakt Hoog Catharijne
bij slecht weer tot een aantrekkelijk alterna
tief. Niets komt het (winkelende) publiek er
te kort. Kiosken, horecabedrijven, vergader
zalen en zelfs een stiltecentrum. In de kapel
annex bezinnings- en gesprekscentrum ko
men dagelijks een 250 mensen op bezoek.
Vrijblijvend. Voor een probleemgesprek. Of
om zomaar een portie tijd kapot te slaan.
Het hoofdstuk Hoog Catharijne in de
Utrechtse historie is - hoe vreemd het ook
mag klinken - geboren uit parkeernood. Er
moest wat gebeuren rondom het voormalige
stationsgebouw. Een parkeergarage, dat zou
de oplossing zijn. Een hoogst gedurfde sug
gestie volgde. De stem klonk uit de hoek van
een plaatselijke projectontwikkelingsmaat
schappij, 'het koninkrijk van meneer De
Vries' zoals Utrecht zegt: Gooi liever die hele
gribuswijk rondom het station tegen de
grond en begin opnieuw. Prachtig en groot,
om klanten te binden. Het duurt niet lang of
de ideeën van toen krijgen een paar stevige
benen. Utrecht volgt het doen en laten van
de bouwers met argusogen. Weldra gaat het
scheldwoord 'betonboeren' rond. In septem
ber 1973 verricht prinses Beatrix de opening
van een eerste HC-kwartier. Na het Rad-
boudkwartier volgt in 1975 het Godebald-
kwartier en nog twee jaar nadien ronden de
hoedendozen van het Gildenkwartier ander
maal een bouwfase af. De oplettende toe
schouwer ziet dat de veelgesmade bouwhe
ren van Bredero ze zowaar weer een vriende
lijk baksteen-overtrekje hebben gegeven. In
de onmiddellijke nabijheid is de eindhalte ge
pland van de Utrechtse sneltram; een railver
binding die vanaf de jaren 80 het woon
werkverkeer met Nieuwegein en IJsselstein
gaat stroomlijnen. Een noodzakelijk gebleken
tweede voetgangersslurf als verbinding met
de binnenstad mondt uit bij een opeenstape
ling grijze blokken: het muziekcentrum. De
overgang van nieuw naar oud in het Utrecht
se stadshart is abrupt. Meters verheven bo
ven het autoverkeer wordt duidelijk wat
doorbraken betekenen, welke aanslagen er
zijn gepleegd om een stadsdeel open te leg
gen. Een stuk singel, veranderd in een vier-
baansweg. Bij gebrek aan specialisten in ei
gen land kwam de Duitse verkeersdeskun-
dige Feuchtinger er anno 1957 mee op de
proppen. Het tijdperk der spandoeken was
nog niet aangebroken, maar van de ge
schrokken gemeente mocht de boze bevol
king wel op 18 plaatsen in de stad komen
luisteren naar wat men met de singels van
plan was. En Utrecht redde wat er nog te
redden viel. Met als gevolg bij Hoog Catharij
ne weliswaar een racebaan die van niets
naar nergens leidt. Wat deert het overigens
de winkelende mens? Hij vergaapt zich aan
de uitgestalde pracht, bedoeld om te impo
neren. Die brede voetgangersstroom, precies
waar men hem zakelijk hebben wilde, berust
niet op toeval. In dit unieke project der groot-