Appie als babbelende praatbaas en filosoof Huppelend bijna, het gezicht een ka merbrede grimas, maakt hij zijn in tocht. De gespreide armen wuiven minzaam. Door de rijen gaat een gie chelig gefluister. Daar heb je 'm, Appie Mol. Het vrouwelijk deel van de kan toorbevolking, tot dan toe verdekt op gesteld, dringt reikhalzend op. Is dat nou alles? Waartoe al dat ze- nuwengedoe dan straks? Krijgsraad in de bankhal. Directie en staf die uitge breid de te volgen tactiek bespreken. Wat moet er gebeuren? Wie neemt de begroeting, de eerste handdruk op zich? En wat te doen voor het geval Appie arriveert na de burgemeester? Toch maar even het directiekantoor binnenloodsen. Centraal bij dit alles staat de huisvlijt van een televisie komiek, de presentatie van wat hij pa raat maakt met verf en penseel. Het gaat om Albert Mol, inderdaad. hebben gelaten. Er is bij de Rabobank in Oosterbeek overduidelijk niets aan het toeval overgelaten. Gulle grijns Genodigden van velerlei pluimage stro men samen ter opluistering van het ope- ningsceremonieel in de kantine. Het be groetingswoord namens de bank zal er niet om liegen: 'Al eeuwenlang bestaan er aanwijsbare relaties tussen kunste naars en koopmansstand. Of daar altijd ideële motieven aan ten grondslag la gen, laten we hier maar in het midden. Feit is dat de kunstenaar zich door die si tuatie in materieel opzicht gerugge- steund wist in het weergeven van wat hem bezig hield. Het is ter voortzetting van de beste vaderlandse tradities dat ook de Rabobank op gezette tijden expo sities organiseert Vervolgens zet de Renkumse burgemeester zich schrap voor een officiële toespraak. 'Onze ge meente,' aldus jhr. mr. Van Holthe tot Echten, 'stelt het op hoge prijs dat een zo veelzijdig kunstenaar werd bereid ge vonden De drukke praatbaas die even eerder olijk ten tonele dribbelde, maakt zich dan bliksemsnel meester van de situatie. Een enkele gulle grijns en het ijs is ge broken. 'Bedankt voor de plechtige woorden, gericht tot mij als praktiserend kunstenaar. Ik moet oppassen nu niet di rect alles weer te gaan kleineren, want dat zou zonde zijn. Ik had gedacht even wat uit het hoofd te babbelen maar een enkele blik op de geschreven tekst, dat kan geen kwaad. Anders vind ik op pa pier de allermooiste zinnen misschien pas vanavond thuis weer terug.' Wat volgt is een beknopte uiteenzetting waarin Albert Mol - 62 jaar al weer sinds 3 januari maar nog steeds dartel als een uitgelaten veulen - zijn gehoor onder instemmend geknik toevertrouwt hoe hij in 1976 door het idee tot schilde ren bevlogen raakte. Gestimuleerd is hij door een Hengelose textielfabrikant, 'de zelfde die ook Appel en De Koning ont dekte om maar de gemakkelijkste na men te noemen.' Albert Mol begreep al heel gauw dat zijn grote kracht niet lag in het schilderen van de menselijke fi guur. 'Op school tekende ik poppetjes met twee linkse voeten en handen als harken. Dat ik daarmee in het stedelijk museum zou komen leek me niet erg waarschijnlijk. Toch ben ik wat gaan prutsen op karton. Koop maar geen doek werd me gezegd. Als het op niets uit loopt, zou dat zonde zijn van het geld.' Gehoorzaam Had iemand om zijn eerste probeersels gelachen, het zou voor Albert Mol het sein geweest zijn ogenblikkelijk te stop pen. Maar toen de eerste werkjes al thans in de eigen omgeving geen lach lust opwekten, putte hij daaruit de moed om door te gaan. Het resultaat van twee jaar noeste creativiteit heeft inmiddels al te kijk gehangen in bejaardencentra, meubelshowrooms en zelfs in een gara gebedrijf. De maker zelf waarschuwt te gen voorbarige conclusies. Veel wil hij er ook niet over praten: 'Als schilder ben ik vergelijkbaar met een kind van twee jaar. Dat zit wel wat te kladden, maar praten kan het niet eens. Laat dat ook bij mij dus maar zitten. Wat het voorstelt is Zijn naam mag dan overeenkomstig de bedoelingen een onweerstaanbare aan trekkingskracht op het publiek uitoefe nen en zo een stimulans voor het bank bezoek betekenen, het houdt niet in dat de inrichters van zijn schilderijenten toonstelling alles maar op z'n beloop

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1979 | | pagina 26