Carrière I Er werd een congres gehouden in Zürich en we waren daar met mensen uit vele lan den samengekomen. Zoals dat meestal gaat, was het programma overladen. Na een lange dag van lezingen door steeds weer andere mensen zaten we met een groepje in de lounge van het hotel met een drankje voor ons. We praatten over onbe langrijke dingen omdat niemand er behoef te aan had het onderwerp van het congres ook nu nog eens ter sprake te brengen. Opeens viel het woord 'carrière'. Blijkbaar was iedereen daar toch wel zo in geïnteres seerd dat de individuele gesprekjes stokten en de aandacht was voor de Duitser met het wat vermoeide gezicht, die het woord carrière met kennelijke afkeer had uitge sproken. 'Nee, dat hoeft voor mij niet meer,' zei hij somber, 'daar heb ik mijn buik van vol.' 'Hoezo?' vroeg een jonge Franijaise, 'als je niet geïnteresseerd bent in je carrière wat doe je dan hier op dit congres, dat toch tot doel heeft je kennis in je vak te verdiepen. Waarom ben je dan hier gekomen? De Duitser zuchtte even. 'Ik ben door mijn firma gestuurd,' ant woordde hij laconiek. 'Wacht even.' Een man met leiderscapaci teiten verhief zijn stem: 'Laten we allemaal om de beurt zeggen wat we ervan vinden. Het is kennelijk een onderwerp dat ieder een interesseert. Waarom ben jij zo tegen carrière-maken?' vroeg hij aan de man met het vermoeide gezicht, die even naar zijn handen keek en een paar maal slikte alsof hij een gevoel van tegenzin moest overwin nen. 'Ik ben ook eens zo'n carrièremaker ge weest. Het werk kwam altijd op de eerste plaats. Ik had in mijn hoofd om in de direc tie te komen van het grote concern, waar voor ik toen werkte. Bij de vele zakenlun- ches en -diners at ik te veel, ik dronk te veel en doordat ik altijd nerveus was rook te ik bijna twee pakjes per dag. Het ging prachtig met mijn carrière. Ik werd hevig benijd en mijn vrouw werd met jaloerse ogen gadegeslagen. Ze droeg een kostbare bontjas, we gingen twee keer per jaar met vakantie, één keer naar de winter sport en dan nog eens naar Griekenland, Zweden of Mexico. Fantastisch allemaal. Maar de problemen waarmee ik over twee, drie weken immers weer geconfronteerd zou worden, kon ik niet uit het hoofd zet ten. Voor de rest ging alles geweldig. Na zo'n vakantie sjouwde ik harder dan ooit. De kinderen sliepen meestal als ik thuiskwam. Met mijn vrouw had ik weinig contact. Wat begreep zij van de enorme problemen, die ik op de zaak te verwerken kreeg? Hoe kon ik haar uitleggen dat ik voortdu rend in concurrentie met mezelf leefde om dat ik mijn mogelijkheden steeds een neus lengte voor moest blijven? Mien Holthuizen Op een dag kreeg ik achter mijn bureau een hartaanval en voor ik het goed en wel besefte lag ik in het ziekenhuis. Nog geen vijfenveertig jaar oud en uitgeschakeld. Ik kreeg een prachtige fruitmand van de di rectie en bloemen van het personeel. Mijn vrouw zat iedere dag naast mijn bed en voor het eerst probeerden we weer eens echt met elkaar te praten. In de ogen van de president-directeur lag medelijden; die vent met zijn kaduke hart konden ze niet in de directie hebben. Alles was voorbij. Ik voelde me als een versleten kostuum, dat eens heel decoratief en stijl vol was en dat nu ergens op de vodden- hoop lag. Voorbij kansen; wèg carrière. Toen ik weer naar huis kon duurde het nog maanden voor ik weer voorzichtig aan het werk mocht. Kalm aan, rustig wat werken en op tijd ontspannen, zei de dokter. Ik ging naar de zaak, zat weer achter mijn bu reau en ontdekte dat ik van niets meer wist. De directie probeerde me met wat neerbuigende vriendelijkheid weer bij het werk te betrekken, maar iedereen deed als of ik er niet meer bij hoorde. 'Vraag hem maar niet' hoorde ik iemand zeggen, 'die weet dat toch niet meer en hij mag geen spanning hebben.' Toen heb ik een uitgebreid gesprek met mijn vrouw gehad en ik heb ontslag geno men. Zo maar opeens. Wég van de zaak waar ik carrière gemaakt heb, wég uit die fraaie werkkamer met dat dure bureau; de grote auto aan de kant en over Mexico kon ik wel lezen in een boek uit de Openbare Leeszaal.' Het bleef minutenlang stil. 'Maar je werkt nu toch weer?' vroeg zijn buurvrouw. 'Ja, een heel bescheiden baantje bij een kleine zaak,' luidde het antwoord. 'Mijn ambities heb ik in het ziekenhuis achtergelaten. Maar gelukkig? Nee, bepaald niet. Ik mis het streven naar iets, het werken naar iets toe. Ik moet wel toegeven dat er veel voor in de plaats gekomen is, al blijkt dat toch niet mijn hele leven te kunnen vullen. Toch blijf ik mezelf voorhouden dat ik in mijn vorige baan nooit toekwam aan het genie ten van mijn prestaties.' De ober kwam langs en we bestelden een tweede drankje. De onpersoonlijke sfeer was opeens verdwenen. Het verhaal had ons toch wel geschokt. Een landgenote van mij met intelligente ogen en een wilskrach tig kinnetje zei opeens: 'Wisten jullie dat het woord carrière in Nederland ook ge bruikt wordt voor „de volle ren" van een paard? En daar is toch niets verkeerds aan. Dat is wat ik ook wil nu ik nog jong ben. In volle draf komen, zodat je uit je leven haalt wat er in zit. Misschien beleeft iedereen het anders, maar ik geloof dat carrière maken je zoveel voldoening geeft omdat je je ca paciteiten uitbuit en dat je geniet van het leven. Afknappen is natuurlijk triest. Maar het gezin profiteert toch ook van de maat schappelijke en financiële voordelen van zijn succes in een carrière? Ik vind carrière maken belangrijk,' ging ze verder, 'en daar wil ik ook al mijn krachten aan geven. Ik wil daar offers voor brengen. Ik wil me in ieder geval waar maken. Ik ben ambitieus. Mag ik misschien? De man met wie ik samenleef denkt er net zo over en wij stimuleren elkaar en proberen elkaar over de moeilijkheden heen te helpen.' En tegen de man wiens carrière werd afgebro ken: 'Als je die hartaanval niet had gehad, was je blijven bouwen aan je carrière, of niet soms?' Ze keek hem uitdagend aan. 'Ongetwijfeld,' gaf hij toe, 'maar nu zie ik in dat het geen bouwen aan een carrière was, maar constant gespannen, ja over spannen rennen achter het beeld dat ik van een succesrijke carrière had. En dat beeld zweefde steeds voor me uit, dat haalde ik nooit in. Er was geen voldoening, geen vreugde, er was geen tijd voor vriendschap en liefde, er was geen tijd om mijn kinde ren te zien opgroeien. Dat is er nu allemaal wel. De onvrede van dit moment komt voort uit die schim, die ik najoeg en die daar in de verte nog steeds staat te wenken. De ellende is dat je, als je eenmaal zo nodig carrière moet maken, er niet meer mee stoppen kunt. Ik wou dat ik er nooit mee begonnen was en tevreden was geweest met een eenvoudige baan.' 'Dat zou je immers nooit volgehouden heb ben. Jij met je capaciteiten, met je wils kracht. Jij wilt immers altijd verder. Als je mij vraagt kijk je nu ook al weer uit hoe je een sprongetje vooruit kunt maken,' merk te de Fran£aise op. 'Misschien,' aarzelde hij even en toen fel: 'Nee, toch niet, nee. voor mij geen carrière meer, ook niet als ik het nog lichamelijk aan zou kunnen.' Carrière ja, carrière nee. Is het verkeerd ambitieus te zijn? Is er een middenweg? Misschien, maar het is jammer dat de gul den middenweg altijd zo vervelend is.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1979 | | pagina 20