Jopie Patat en de koning(in) van de rock L Als ik aan Little Richard denk, dan zijn mijn gedachten automatisch even bij Jopie Patat. U zult zich afvragen: 'Wie is dat nu weer?' Wel, het betreft cafetariahouder Joop Brouwer, wiens jukebox goeddeels gevuld was met Little Richard-platen. Het apparaat haperde nogal eens en er werd dan geroepen: 'Joop, de naald blijft weer hangen.' 'Watdoet dat kreng het weer niet?', riep Joop. Woedend greep hij zijn gereedschap (een oude bezem) en repareerde de jukebox eigenhandig door er drie rake klappen te gen te geven. Daarna konden wij weer genieten van 'Long tall Sally' en 'Ready Teddy'. Ja, die 'little man' kon er wat van. Zonder overdrijving kan hij tot de grootste rock artiesten gerekend worden, met verschil lende klassiekers op zijn naam. Hij werd als Richard Wayn Penniman ge boren te Macon, Georgia USA, ook de ge boorteplaats van Otis Redding. Over de geboortedatum heerst nogal verwarring, maar vermoedelijk is het op 5 december 1932 geweest. Richard werd grootgebracht in een kinder rijk gezin en als zijn broers en zusters een zelfde stemvolume hebben gehad als hij zelf, dan kan het er een gezellige boel zijn geweest. Zijn ouders waren lid van de Zevende Dag Adventisten, dat zijn christenen die op mu zikale wijze de sabbath vieren. Hierdoor, en doordat hij op jeugdige leeftijd piano leerde spelen, was Richard al vroeg met muziek vertrouwd geraakt. Amper 13 jaar oud kon men hem in de kerk als organist aantreffen. Hij heeft spoe dig moeite om de religieuze kerkmuziek van de boogie woogie te onderscheiden en wordt de laan uitgestuurd. Richard komt dan terecht in een zogeheten 'medicine show' en dat bezorgt hem in een paar jaar een belangrijke muzikale achter grond en ervaring. In 1951 schrijft hij zelf naar een platen maatschappij om mee te kunnen doen met een talentenjacht. Als winnaar komt hij uit de bus, waarna hij van deze maatschappij, RCA te Atlanta, een platencontract krijgt aangeboden. Een jaar later zijn de eerste opnamen een feit en dat waren voornamelijk bluesballa des. Enkele hiervan zijn in Nederland uit gebracht op een LP, waarop ook opnamen van Roy Orbison voorkwamen. Sensationeel was het echter allemaal niet en in 1954 stapt Little Richard over naar het Peacock-label. Als lid van de groep 'The Temple Toppers' worden een achttal platen uitgebracht, weer zonder groot suc ces. De grote doorbraak kwam toen Richard in 1955 op aanraden van Lloyd Price een contract tekende bij Specialty Records. De baas van dit legendarische label, Art Rupe, stuurde hem voor de eerste sessie naar New Orleans. Daar werden onder leiding van Robert 'Bumps' Blackwell de eerste nummers opgenomen. In oktober van dat jaar komt de eerste plaat uit: 'Tutti Frutti', een eigen composi tie met een ruig karakter, eigenlijk onge past voor die tijd. Het wordt wel een gouden plaat.1 In een van de latere films vertelt Little Richard hoe hij dit nummer gecomponeerd heeft: als afwasser in een groot hotel. Het gerucht gaat dat Dorothy LaBostrie werd inge huurd om de tekst te 'kuisen'. Dit is echter onwaarschijnlijk, daar Richards teksten bestemd waren voor een groot publiek. Bo vendien schreef hij later samen met Doro thy. Het is aannemelijker dat men terwille van de tijdsduur enkele coupletten heeft la ten vallen. Singles in die tijd waren erg kort en zelden duurden ze langer dan 3 minu ten. Na 'Tutti Frutti' volgden in 4 jaar tijd nog 6 gouden platen: 'Long tall Sally', 'Rip it up', 'Lucille', 'Jenny Jenny', 'Keep a knockin' en 'Good Golly Miss Molly'. De meeste nummers werden door hem zelf geschreven en door zijn orkestleider/arran geur Robert Blackwell. Andere componis ten waren John Marascalco en Enotris Johnson. De begeleiding bestond voornamelijk uit de sessie-muzikanten Lee Allen (tenorsax), Alvin 'Red' Tyler (baritonsax) en drummer Earl Palmer. Zij zijn op meer Specialty- platen te horen. In 1958 stopt Little Richard plotseling om zich aan godsdienstige taken te wijden. Wel maakt hij nog gospelplaten voor ver schillende labels. Dit duurt tot 1964 en zijn come-back wordt direct al gevierd met een hit: 'Barna lama barna loo' op Vee-Jay Records. Ri chard neemt ook zijn oude successen op met Big Band-begeleiding, waarbij de later beroemd geworden Jimi Hendrikx als gita rist. Bij geen enkele platenmaatschappij kan de heer Penniman het na 1964 lang uithouden en de succesjes zijn schaars. In 1966 twee LP's met veel soulmuziek en in 1970 wordt de hitparade weer bestormd met 'Freedom Blues'. Tijdens de rock-and-roll revivalshows van Richard Nader is Little Richard erg popu lair, terwijl de regelmatige tournees door Engeland volle zalen trekken. Zijn kledij past hij aan: in de jaren '70 ziet hij er uit als een glitterfiguur, zodat men zich ging afvragen of de Queen-of-the- Rock optrad in plaats van de King-of-the- Rock, zoals hij zichzelf wel eens noemde. Hoewel er omroepen in Nederland zijn met meer dan 50 jaar ervaring, was het Veroni- ca die de film 'The girl can't help it' op het scherm bracht en voor velen hier was dit een eerste kennismaking met het talent Little Richard. Het gevolg was een 11e plaats in de Top-40 van de titelsong. Vermeldenswaardig nieuws is er van de laatste jaren niet, alleen het gerucht dat hij zich weer aan zijn godsdienstige taak wil gaan wijden. Het 'a-wop-bop-a-loo-bop-a-lop-bam- boom' kunnen we dan nog slechts via band en plaat horen. Ton Jacobs

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1979 | | pagina 19