13 hèülbèn irt flê UtCêfinTêê MBIjnêlU VülOfi këUy aan eetgelegenheden. Zelfs een volledige maaltijd voor de somma van 5 gulden be hoort er anno 1979 tot de mogelijkheden. Tegenover een met nostalgie volgestopte poffertjestent op de Neude bevindt zich het eethuis in kwestie. Daar zwaaien les en An- dré van Rij de pollepels. Gezonde kost luidt hun devies. Voor een maaltijd met vlees plus voor- of nagerecht rekende hun vader 25 jaar geleden nog 90 cent. Abonnementhouders zijn nu f 4,75 kwijt. Per maaltijd is één gratis aanvulling mogelijk. Keus is er in overvloed, alleen is dit niet het adres voor liflafjes. 'We willen het zo goedkoop mogelijk houden,' vertelt temidden van dampende ga mellen een van de gebroeders. Wat op het menu komt, hangt af van de groenteboer: 'Hij kijkt welke groente gunstig is geprijsd. Onder de 300 dagelijkse klanten zijn veel leerlingen van avondscholen, kamerbewo ners en alleenstaanden. Het aantal bejaarden loopt terug. Die stonden vroeger om kwart voor twaalf al in de rij. Nu zijn we enkel nog in de vooravond open. Veel bedrijven hebben de schafttijd teruggebracht van 2 uur tot 3 kwartier en ook begonnen veel zaken een ei gen kantine. Zo merk je allerlei veranderin gen. Nu verwerk je wekelijks 750 kg aardap pelen, vroeger had je aan 220 kg per dag niet genoeg. Je leert je klanten ook wel kennen. Matige eters schep je geen heel bord vol. Wat terugkomt aan etensresten is te ver waarlozen. Ja, iedereen brengt zijn vuile bord en bestek netjes zelf terug.' Geconfronteerd met dit feitenmateriaal, zet ten de vaste jongens in de veilingzaal van het venduhuis een paar grote ogen op. 'Nooit ge weten' moeten ze erkennen. Maar de laatste slag zal toch de hunne zijn. 'Echte zuiphoe- kies, waar vind je die nog? Verdwenen zijn ze, allemaal.' Opnieuw een klaagzang dus. Het gemeentebestuur kan gerust zijn. Pas zodra het Utrechts gekanker verstomt, wordt de situatie kritiek. Voorlopig nog geen reden tot bezorgdheid dus. Die eindeloze litanie van groot leed of klein verdriet kan op allerhande manieren getoon zet zijn. Het is al zover gekomen tegenwoor dig dat in de nieuwjaarsnacht de klokken van de Dom niet meer luiden om beschadiging te voorkomen. Is het geen schande? Het beton blok Hoog Catharijne? Een staaltje van weg- werp-architectuur inplaats van de nieuwe toekomst. Nog een generatie, dan is dat ge bouw verdiend en kan het zonder wroeging weer afgebroken worden. Een tochtgat is het, een tijdssymbool van een heel grote treurigheid. In het geheel niet sjiek boven dien, zoals bepaalde winkelstraten. Wel heeft het geval HC positief uitgewerkt op de binnenstadssanering. Terrassen kwamen er, voetgangersgebieden ook. Het geboden as sortiment is verruimd; het gaat verder dan wat de stad anders in haar eentje zou heb ben gekend. Zeker is wel dat de mensen hier en de stad met zo'n kolos precies kregen wat ze verdienden. Voor een koopje zit je niet op de eerste rij. Winkelstraten als het Oudkerk hof, vroeger het gouden randje van de stad, boerden achteruit. Een eender beeld langs de noordelijke pleinwand van het Vredenburg, vond de winkelende sjiek. Op het plein fungeert inmiddels het muziek centrum. Waarmee na twintig jaar de lij densgeschiedenis van een voor drie jaar be doeld noodgebouw elders in de stad ten ein de kwam. Deze muziektempel zonder paleis allures kan dank zij ligging en uitmuntende bereikbaarheid, ongeacht het gekozen ver voermiddel, misschien vooral tijdens avond uren nog wat extra's te weeg brengen in het winkelcentrum van Hoog Catharijne. Dichtbij ligt de modernste voetgangerstraverse uitno digend te wachten. Maar opnieuw heeft Utrecht wat te kankeren. 'Wel een foeilelijk peperduur gebouw, een muziekbunker, voor enkele uitverkoren vedetten, maar geen geld voor de velen die zich gewoon eens uit willen leven.' Het getal der zeur- en treurverhalen kent geen eind. Massa's van Utrechtse kunste naars hebben het moeten doen 'buiten de deur'. In het literaire genre is daar de verdrie tige geschiedenis van Jan Engelman. Een respectabel man, belangrijk dichter. Hij hield zeer van zijn stad, maar is er gewoon aan stuk gegaan. Mede aan hem heeft Utrecht het gedeeltelijke behoud van zijn singels te danken. Toen ze gedempt dreigden te wor den, opgeofferd aan een wassende stroom auto's beklom hij keer op keer de barricades. Zelfs zijn medestrijders begonnen hem lastig te vinden op het laatst. Jan Engelman ging dood als een plant, ergens in Amsterdam. Onbemind had hij zich gemaakt. Utrecht, ai- dus de klagers, heeft het altijd nog niet we ten op te brengen de literator te eren zoals het hoort. Zelfs geen klein, aardig borst- beeldje kon eraf.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Raboband' | 1979 | | pagina 13