II
weer op met de woorden: 'En nu even in
de houding, meneer Van de Stouwe.' De
scheidende Rabobank-medewerker keek
nauwelijks op van dit voor huldigingsbij
eenkomsten ongewone taalgebruik. Na
25 jaar klonk de uitdrukking 'in de hou
ding' hem nog redelijk vertrouwd in de
oren. Kan het anders bij iemand die er
veertig jaar militaire dienst op heeft zit
ten, een half jaar 'dienen voor de konin
gin' niet eens meegerekend?
Puike conditie
De kwieke en hoogst vitale Jan van de
Stouwe leerde als onderofficier, aanvan
kelijk als sergeant-majoor instructeur en
naderhand als adjudant in de admini
stratieve sector, het klappen van de mili
taire zweep wel kennen. Niet om te po
chen, maar in de kazerne te Kampen had
hij toevallig wel het bevel over de sectie
waar een man als Piet Muyselaar ('ja in
derdaad, de beroemde uit de Snip- en
Snaprevue') werd 'afgericht'. De namen
van het stelletje dreunt de voormalige
instructeur als het moet nu nog zonder
een enkele hapering op. De puike condi
tie waarover hij ook op latere leeftijd
bleef beschikken moet volgens de heer
Van de Stouwe in belangrijke mate ge
durende de militaire loopbaan opge
bouwd zijn. Op verzoek wil hij wel sum
mier opening van zaken verschaffen: 'Je
lag altijd in de hei, het hele jaar door,
sneeuw of geen sneeuw. Het kon vrie
zen dat het kraakte, maar je kroop er
door. Marsen van veertig kilometer wa
ren aan de orde van de dag. Tegenwoor
dig worden de heren dienstplichtigen al
per auto vervoerd om hen vooral niet te
veel te vermoeien. Ik ben gedurende de
dienst wel gehard en aangesterkt. Om
vijf uur reveille en dan in looppas naar de
wasloods.' De beroepsmilitair Van de
Stouwe was niet bepaald een autoritaire
houwdegen. Het liefst ging hij zijn eigen
weg; dat anderen de dienstplichtigen
soms het bloed onder de nagels weg
haalden kon hem maar matig bekoren.
0 Zijn ingeboren gevoel voor rechtvaardig-
O heid kwam daartegen in opspraak. 'Dis
cipline, dat trok me wel bij het departe
ment van defensie. Je wist waar je aan
toe was. Slordigheden, al ging het maar
om een halve cent, konden je een douw
Pi; m i i rrot rjot t//->/-. I \nn nro
cisie er heel jong al in.'
Zijn stiptheid kwam de heer Van de
Stouwe uitstekend van pas toen hij na te
zijn afgezwaaid in september 1953 al
spoedig het verzoek kreeg om bij de
toenmalige bank in Bennekom een
handje te komen helpen. Aanvankelijk
ging het om assistentie voor halve da
gen, op verzoek en op aandrang van een
dochter die al bij de bank werkte. 'Een
betere kruiwagen kon ik me niet wen
sen,' geeft Van de Stouwe toe. Daar
kwam echter bij dat de sfeer in de nieu
we werkomgeving hem uitstekend be
viel: 'Ik was er anders nooit zo lang blij
ven hangen natuurlijk.' Wat begon als
'een poosje uithelpen' werd al spoedig
een volledige dagtaak. De zorg voor het
schoolsparen werd op de schouders van
Van de Stouwe gelegd, en zoetjesaan
kwamen daar velerlei controlewerk
zaamheden bij: de juistheid van allerlei
spaarrekeninggegevens moest in de ga
ten gehouden worden, allerlei adreswij
zigingen van verhuizers vergden aan
dacht, de dagelijkse computer-output.
Stuk voor stuk waren het terreinen waar
de-man-met-de-argusogen een brok be
trouwbaarheid had in te brengen. Per
soonlijk zal hij de laatste zijn daar ge
wichtig over te doen. 'Je weet wat er ge
beuren moet. En daarbij is mijn vaste
stelregel dat wat je doet ook goed moet
gebeuren. Aan half werk heb je niets.
Daarom beviel het me wel bij de bank. In
dienst had je maar ondergeschikt uit te
voeren wat er gezegd werd. Niet dat ik
het als benauwend heb ervaren al die ja
ren, maar hier ben je toch vrijer in je
gaan en staan. Je gaat kameraadschap
pelijk met elkaar om, want met elkaar
moet je het zien te regelen.'
Onvermijdelijk komt toch de vraag naar
voren wat hem bezielde zó lang door te
gaan. Het antwoord klinkt ontwape
nend: 'Ik weet het wel, mijn kinderen
hebben me vaak al de raad gegeven dat
ik mijn taken moest overgeven. Draag
alles nou over aan een jongere, is me ge
zegd. Maar wat dan? Wat moet er dan
met mij? Dan ga ik dood. Voor mij blijft
werken gewoon een soort tijdverdrijf.
Stilzitten kan ik niet. Ik moet in de weer
zijn.' Meermalen zag hij mensen weg
kwijnen na hun pensioen. De Grote
I nmln -,/^t hU wodKotoVanonrl 'Tlnnr
niks meer te doen maak je het leven
kort. Dan verveel je je, en ben je zo van
de wereld af.'
Afsluiting
Toch heeft de heer Van de Stouwe, een
man voor wie het abnormale normaal
lijkt, twee keer eerder ernstig overwogen
te stoppen met 'nadienen'. De eerste
keer gebeurde het toen zijn echtgenote
onverwachts overleed. Verleden jaar
rees voor de tweede keer de gedachte
een punt te zetten achter de actieve
loopbaan. Beide keren ging het plan niet
door op aandrang van de bank.
De heer Van de Stouwe: 'Zes jaar gele
den, op 20 september, stierf mijn vrouw.
Voor mij hoefde het toen niet meer.
Maar de tijd heeft me geleerd hoe be
langrijk het juist dan is als je wel wat te
doen hebt. Bij de nadering van mijn
tachtigste verjaardag heb ik opnieuw se
rieus overwogen toch maar eens met
pensioen te gaan. Het leek me een
mooie leeftijd ervoor. Maar bij de bank
dachten ze dat ik best die kwart eeuw
zou kunnen volmaken en zo ben ik dus
maar weer een jaartje gebleven.'
Uiteindelijk is het er dus toch van geko
men. De heer Van de Stouwe sloeg het
draaiboek van zijn actieve loopbaan
dicht. Maar de kans op verveling lijkt ge
ring: 'Ik zoek toch wel weer bezigheid.'
Er is geen twijfel over mogelijk. Mis
schien krijgen de schaaksport en het
bridgen voortaan weer wat meer aan
dacht. Een buurman heeft vast laten we
ten dat hij best de hulp van een deskun
dige behanger kan gebruiken en bank
mensen begonnen de laatste tijd haast
verdacht vaak te klagen over de moeite
die het kost een bekwame klusjesman te
vinden. Werk in overvloed dus nog voor
lopig. 'Je weet, ik ben nu helemaal vrij,'
geeft de heer Van de Stouwe zijn poten
tiële werkverschaffers kwiek te kennen.
Helemaal klopt het niet, want voor geen
geld zou hij toestaan dat de verzorging
van de eigen tuin in gedrang zou komen.
Daar staan jaarlijks gemiddeld 220 gladi
olen in allerlei variëteiten te pronken en
altijd toch wel zestig verschillende lelies.
'Geen week gaat er voorbij zonder verse
bloemen op het graf van mijn vrouw,'
UinLt hnt